Steppe 1967
“Jheronimus Bosch – Bijdrage tot de historische en ikonografische studie van zijn werk” (J.K. Steppe) 1967
[in: Jheronimus Bosch – Bijdragen bij gelegenheid van de herdenkingstentoonstelling te ’s-Hertogenbosch 1967, ’s-Hertogenbosch, 1967, pp. 5-41]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 169 (H72)]
Steppe maakt eerst de pedigree op van de Tuin der Lusten: het drieluik behoorde achtereenvolgens toe aan Hendrik III van Nassau, René van Châlon en Willem de Zwijger en kwam via don Fernando de Toledo (een bastaardzoon van Alva) in handen van Filips II. Verder bespreekt Steppe de verbanden die er bestaan tussen Mencia de Mendoza (echtgenote van Hendrik III van Nassau) en het werk van Bosch. Hij gaat tevens nader in op het belang van de vijftiende- en zestiende-eeuwse taal en literatuur voor een beter begrip van Bosch’ oeuvre, op invloeden van de prentkunst en op enkele wandtapijten die naar schilderijen van Bosch gemaakt werden.
[explicit]