Van Baaren 1990
“The significance of gestures in the paintings of Hieronymus Bosch”
(Th.P. van Baaren) 1990
[in: Visible Religion – volume VII (Genres in visual representation). E.J. Brill, Leiden-New York-Kopenhagen-Keulen, 1990, pp. 21-30]
Van Baaren tracht enkele gebaren uit het oeuvre van Bosch te verklaren. De plaatsing van de handen bij de dienaar die met open mond wijn uit een omgevallen kruik tracht op te vangen op de Bruiloft te Kana (Rotterdam), duidt niet op angst voor de net binnengebrachte demonische schotels, maar stelt veeleer een gebaar van verrukking voor: hij vindt de wijn blijkbaar lekker.
De geheven armen van de Christus op het middenpaneel van De Hooiwagen (Madrid) zouden erop wijzen dat Hij teleurgesteld is in het gedrag van de mensen op aarde: Christus zou op die manier toegeven dat Zijn aardse missie mislukt is. Bij Bosch is de duivel even machtig als, misschien wel machtiger dan God.
De betekenis van het vingergebaar van het Jezuskindje op de Aanbidding van het Kind (Keulen) kan Van Baaren voorlopig niet duiden. Het gebaar (ring- en middelvinger samengedrukt, wijsvinger en pink los van de middelste vingers) komt wel nog elders voor in de Europese beeldende kunsten van de late middeleeuwen. Van Baaren vermoedt dat Spaanstra-Polak gelijk heeft wanneer zij stelt dat het gebaar slechts een verder betekenisloze uiting is van verfijnde elegantie.
[explicit]