Jheronimus Bosch Art Center

Het cultureel klimaat in 's-Hertogenbosch in de vijftiende en zestiende eeuw

Van Oudheusden 2001a
Van Oudheusden, Jan
Serie: Historisch ABC - Archeologie Bouwhistorie en Cultuur 's-Hertogenbosch - deel 4
Genre: Non-fictie, kunstgeschiedenis
Uitgave datum: 2001
Bron: Jan van Oudheusden en Aart Vos (red.), "De Wereld van Bosch", Adr.Heinen, 's-Hertogenbosch, 2001, pp. 50-73

Van Oudheusden 2001a

 

“Het cultureel klimaat in ’s-Hertogenbosch in de vijftiende en zestiende eeuw” (Jan van Oudheusden) 2001

[in: Jan van Oudheusden en Aart Vos (red.), De Wereld van Bosch. Historisch ABC – Archeologie Bouwhistorie en Cultuur ’s-Hertogenbosch – deel 4, Adr.Heinen, ’s-Hertogenbosch, 2001, pp. 50-73]

 

Van Oudheusden deelt enkele algemene zaken mee over de cultuur in ’s-Hertogenbosch rond 1500: de Bourgondische hofcultuur en de religieuze instellingen die onder meer als mecenas fungeerden.

 

  • Er was geen hof in ’s-Hertogenbosch, maar Bourgondische en Habsburgse vorsten bezochten de stad regelmatig en brachten haar in contact met de hofcultuur.
  • De vrouw van Maximiliaan van Oostenrijk, Bianca Sforza, logeerde tijdens het bezoek in de winter van 1504-1505 bij Bosch’ buurman, Lodewijk Beys. Maximiliaan en Filips de Schone logeerden bij de dominicanen. In september 1504 bestelde Filips de Schone een Laatste Oordeel bij Bosch en in 1505 bestelde diezelfde Filips bij een niet genoemde schilder een groot Antonius-drieluik dat bedoeld was als geschenk voor zijn vader Maximiliaan. Van Oudheusden stelt de vraag niet, maar zou dit de Lissabonse Antonius-triptiek kunnen geweest zijn? Vergelijk Koldeweij 2001c.
  • Van Oudheusden verwijst naar Koldeweij (1991) die een verband zag tussen de Gulden Vlies-wapenborden van 1481 en de Keisnijding (Prado).
  • De aanwezigheid van talrijke religieuze instellingen had een belangrijk mecenaat tot gevolg. Pas in 1559 werd de Sint-Jan tot kathedraal verheven. De meeste klooster- en kerkgebouwen zijn jammer genoeg verloren gegaan, samen met hun inboedel. Vermelding van de Meester van Koudewater.
  • Het hoogaltaar in de Sint-Jan werd in de zeventiende eeuw vervangen. Het oude altaar werd opgesierd door een retabel van Bosch met De Schepping van de Wereld. Volgens Koldeweij was dit een repliek van de Tuin der Lusten.
  • Volgens Gramaye (1606-09) werden nog andere altaren opgesierd door werk van Bosch. Opsomming van de titels. Pas onlangs is gebleken dat de Johannes de Doper- en Johannes op Patmos-panelen (Madrid/Berlijn) de kleine bovenluiken hebben gevormd van het retabel in de kapel van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap.
  • Vermelding van een uniek astronomisch kunstuurwerk (ontmanteld in de negentiende eeuw) en van de doopvont uit 1492 gemaakt door Aert van Tricht.
  • De Sint-Jan ontwikkelde zich tot een belangrijk bedevaartsoord, vanaf 1381 (mirakelen rond een oud Mariabeeld, opgetekend in een Mirakelboek: beeld en boek zijn nog steeds aanwezig in de kathedraal).
  • Vanaf het begin van de veertiende eeuw: de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap. Bosch werd in of kort na 1488 gezworen broeder. Via het sociale netwerk van deze broederschap kreeg Bosch opdrachten. Er is gewezen op Hendrik III van Nassau (bezitter van de Tuin der Lusten) en Diego de Guevara als bezitter van de Hooiwagen. Opmerkelijk ook is de Ecce Homo (Boston): schenkers met het insigne van de broederschap.
  • ’s-Hertogenbosch was niet alleen belangrijk in verband met het bezit, maar ook in verband met de productie van handschriften. Verder onderzoek is hier gewenst (verband Bosch/miniatuurkunst).
  • Gerard van der Leempt drukte in 1484 de twee eerste Bossche drukken (waaronder een Tondalus-visioen).

 

Van Oudheusden vertelt daarmee geen nieuwe dingen, behalve de vermelding van de twee bewaarde Bosch-panelen als onderdeel van het broederschapsretabel (vergelijk verder Koldeweij 2001c). Toch nog twee belangwekkende passages in deze bijdrage…

 

  • Over het oeuvre van Bosch: ‘Want hoe moeilijk het ook mag zijn om dit te doorgronden, dat het in zijn diepste wezen religieus geïnspireerd is, lijdt geen enkele twijfel’ [p. 59].
  • En de laatste zin: ‘De gedachte dat Bosch zich voortdurend heeft laten beïnvloeden door teksten en beelden die toentertijd in omloop waren, zowel in de vorm van losse prenten als van handschriften en gedrukte boeken, geeft steun aan de overweging dat zijn werk, zowel in de thematiek als in de uitwerking in details, getuigt van een grote eruditie’ [p. 72].

 

 

[explicit]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram