Van Schoute e.a. 2001
“Bosch and his Sphere. Technique” (Roger Van Schoute, Hélène Verougstraete en Carmen Garrido) 2001
[in: Jos Koldeweij, Bernard Vermet en Barbera van Kooij (red.), Hieronymus Bosch. New Insights Into His Life and Work. Museum Boijmans Van Beuningen-NAi Publishers-Ludion, Rotterdam, 2001, pp. 102-119]
Deze bijdrage kan beschouwd worden als een samenvatting van de resultaten van het technisch onderzoek waaraan de auteurs gedurende decennia een aantal werken van Bosch en van zijn navolgers hebben onderworpen, aangevuld met recente bevindingen van andere onderzoekers op hetzelfde terrein. De Aanbidding der Wijzen-triptiek en de Hooiwagen-triptiek (beide bewaard in het Prado) bezitten ten minste gedeeltelijk nog hun originele kader. De manier waarop de kaders van de Aanbidding der Wijzen zijn samengevoegd, verwijst naar Brussel rond 1500. Misschien werden de panelen vanuit Brussel aan Bosch geleverd door de opdrachtgever. Van de Prado-Hooiwagen bezitten alleen de zijluiken nog hun originele kaders. De Escorial-Hooiwagen bezit eveneens nog zijn originele kaders en dit kadertype wordt in de Nederlanden niet aangetroffen vóór de jaren twintig van de zestiende eeuw.
Het onderzoek naar de ondertekening in een aantal Bosch-werken (in 1967 en 2001) leidde tot het onderscheiden van drie soorten ondertekening. Deze drie soorten kunnen echter afkomstig zijn van één en dezelfde hand: er is geen reden om aan te nemen dat een kunstenaar gedurende zijn loopbaan slechts één type van ondertekening zou gebruikt hebben. Onderzoek naar de verflagen in het Bosch-oeuvre hebben geleid tot de volgende omschrijving van Bosch’ schilderstijl:
'Bosch often works with clear impasto that catches the light. Sometimes he makes more lavish use of a thick paste which he models vigorously by crushing the brush into it, thus forming a hollow line between protuberant strips, or by using the wood of the brush; he is not concerned about making the surfaces homogeneous. Each touch is separate; the eye re-creates surfaces and volumes from a distance.' [p. 109]
De auteurs besteden vervolgens aandacht aan de wijzigingen die in een aantal Bosch-werken werden aangebracht (in de ondertekening, tijdens de schilderfase of later), waarbij het vooral gaat over overschilderde schenkersfiguren.
In het tweede deel van deze bijdrage delen de auteurs een aantal van hun bevindingen mee in verband met het werk van Bosch-navolgers. Het onderscheid tussen originelen en kopieën is vaak moeilijk en delicaat, en in het verleden werd door sommige auteurs reeds beklemtoond dat laboratoriumonderzoek op dit terrein erg nuttig kan zijn. De vergelijking van drie Aanbidding der Wijzen-triptieken uit de Bosch-navolging (Banbury, Anderlecht en Vught) leidt tot de conclusie dat deze drie werken niet van elkaar afgeleid zijn, ook al tonen ze een aantal gemeenschappelijke details die verschillen van Bosch’ Aanbidding der Wijzen (Prado). Elementen van het Bosch-origineel werden wel overgenomen, maar vermengd met ideeën die niets met Bosch te maken hebben. Naar verluidt leert dit voorbeeld ons hoe Bosch-navolgers met originele Bosch-composities omgingen en dat we niet te snel mogen spreken van ‘kopieën van een verloren origineel’.
De drie kopieën van het middenpaneel van de Tuin der Lusten (Boedapest, Nuremberg, Brussel) werden gemaakt op een schaal van 1:1. De zogenaamde Pomereu-kopie (tegenwoordig in Brussel) moet gemaakt zijn naar het origineel of naar een zeer getrouwe kopie en ontstond (volgens het dendrochronologisch onderzoek) na 1550. Misschien werd deze kopie gemaakt in opdracht van Filips II. De Prado-Hooiwagen vertoont alle kenmerken van een origineel. Zoals eerder reeds gezegd, wijst de originele lijst van de Escorial-Hooiwagen op een ontstaan na 1520. De Brusselse kopie van de Verzoekingen van de H. Antonius-triptiek (Lissabon), de enige die de volledige originele triptiek weergeeft, is zeer getrouw en van uitstekende kwaliteit. De ondertekening geeft blijk van onvervalst meesterschap.
De Doornenkroning in het Prado is ook nog bekend via twee andere varianten: één in het Museo Lazaro Galdiano (Madrid), en één in Valencia (waar sprake is van een triptiek). Omwille van de toegepaste techniek zijn de auteurs van mening dat géén van deze drie werken gebaseerd is op een Bosch-origineel. Via een computersimulatie menen zij te kunnen aantonen dat de compositie van deze drie werken terug te voeren is op de Londense Doornenkroning (die een Bosch-origineel is). Het voorbeeld van deze drie Doornenkroning-versies wijst erop dat na Bosch’ dood nieuwe prototypes konden gecreëerd worden die slechts een verre verwantschap met Bosch bezitten. Sommige navolgers kopieerden blijkbaar trouw de Bosch-originelen, anderen pasten de Bosch-onderwerpen aan naar eigen inzicht. Nogmaals dient er daarom voor gewaarschuwd niet te snel te willen spreken van ‘verloren Bosch-originelen’, als het gaat om werken uit de Bosch-navolging.
Ofschoon hij door hen niet expliciet vermeld wordt, lijken de auteurs met deze laatste opmerking toch impliciet te verwijzen naar de bevindingen van Paul Vandenbroeck (vergelijk onder meer Vandenbroeck 2001a).
[explicit]