Vandenbroeck 1987c
“Zur Herkunft und Verwurzelung der ‘Grillen’. Vom Volksmythos zum Kunst- und Literaturtheoretischen Begriff, 15.-17. Jahrhundert” (Paul Vandenbroeck) 1987
[in: De Zeventiende Eeuw, 3 (1987), pp. 52-84]
Met ‘grillen’ bedoelde men vanaf het einde van de vijftiende eeuw vooral monsterachtige insecten die in de beeldende kunsten de boosheid en de dwaasheid symboliseren. Deze dubbele symboliek laat zich begrijpen vanuit de laatmiddeleeuwse intellectualistisch-formalistische ethiek (dwaasheid = zonde) en vanuit de ethymologie van het woord grille (letterlijk: krekel, figuurlijk: dwaas gedrag). De dubbele betekenis van het begrip is echter niet louter op homonymie gebaseerd. Ook het laatmiddeleeuwse ‘wilde denken’, dat vanuit de analogie boom/mens insecten beschouwde als veroorzakers van waanzin, speelde daarbij een rol.
De kunsttheoretici van de zestiende en zeventiende eeuw nemen het begrip grille over, legitimeren het door te verwijzen naar antieke bronnen, en associëren het met het volkse, het sociaal-laagstaande (met pejoratieve connotaties dus).
[explicit]