Vandenbroeck 1990b
“Jeroen van Aken en de stad ’s-Hertogenbosch” (Paul Vandenbroeck) 1990
[in: A.M. Koldeweij (red.), In Buscoducis. Kunst uit de Bourgondische tijd te ’s-Hertogenbosch. De cultuur van late middeleeuwen en renaissance. Bijdragen. Gary Schwartz-SDU, Maarssen-’s-Gravenhage, 1990, pp. 394-402]
Vandenbroeck zet in deze bijdrage een aantal van zijn reeds eerder gepubliceerde bevindingen op een rijtje. Bosch was een welgestelde burger die blijkbaar financieel onafhankelijk wilde zijn en slechts opdrachten aanvaardde in zoverre ze kaderden binnen zijn eigen ‘ideologisch programma’. Er is bovendien een discrepantie tussen zijn hoge financiële status en de ‘middenburgerlijke’ normen en waarden die hij erop nahield. Een probleem in dit verband is wel het gebrek aan historisch onderzoek over stedelijke sociale topografie in de Nederlanden.
Bosch was ook ‘gezworen lid’ van de Bossche Onze-Lieve-Vrouwe-broederschap, wat betekent dat hij een clericus was (dat wil zeggen: één van de vier lagere wijdingen had ontvangen en dus nog altijd mocht trouwen), eventueel een intellectuele opleiding had genoten, in hoog maatschappelijk aanzien stond en voldoende kapitaalkrachtig was. Diego de Guevara, de vader van Felipe de Guevara, was overigens reeds in 1498/99 buitenlid van de Broederschap. De Broederschap heeft blijkbaar geen grote rol gespeeld als opdrachtgever voor Bosch, maar zij kan hem wel in contact hebben gebracht met andere opdrachtgevers (Hendrik III van Nassau, Diego de Guevara … ). Een groot aantal Bosch-werken die slechts bekend zijn van kopieën, replieken of inventarissen, waren blijkbaar bestemd voor een stedelijk-burgerlijk publiek. Een probleem is hier weer de zeldzaamheid van burgerlijke inventarissen en boedelbeschrijvingen uit het zuidoosten van het huidige Nederland over de periode 1480-1520.
Sociocultureel gezien behoorde Bosch waarschijnlijk tot een ‘progressief-intellectueel burgerlijk milieu’. Er is echter (zoals hierboven reeds gezegd) een discrepantie tussen zijn zeer hoge socio-economische situering en zijn normen- en waardenpatroon, daar dit laatste volgens Vandenbroeck eerder eigen was aan een iets ‘lager’ gesitueerde maatschappelijke groep.
Reacties
In een signalement van deze bijdrage in Bijdragen tot de Geschiedenis, jg. 74 (1991), nr. 3/4, p. 214, noteerde H.G.: Eigenaardig genoeg beklaagt de auteur zich over het gebrek aan onderzoek over stedelijke gelaagdheid en sociale topografie in de Nederlanden terwijl in 1987 al een studie op de markt kwam waarin voor ’s-Hertogenbosch in belangrijke mate in deze leemte werd voorzien.
De studie die hier bedoeld wordt, is: Bruno Blondé, De sociale structuren en economische dynamiek van ’s-Hertogenbosch, 1500-1550. Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland – nr. 74, Tilburg, 1987.
[explicit]