Vermeylen 1939
Hieronymus Bosch (A. Vermeylen) 1939
[Palet-serie: Een reeks monografieën over hollandsche en vlaamsche schilders – deel 1: vijftiende en zestiende eeuw, H.J.W. Becht, Amsterdam, z.j. (1939), 60 blz.]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 14-15 (A68)]
Vermeylen hanteert in deze monografie een zeer voorzichtige en traditionele visie op Bosch: als lid van de Onze-Lieve-Vrouwe-broederschap moet de schilder wel een vroom mens geweest zijn. Bosch had duidelijk een satirisch-moraliserende geest die in de natuurvormen middelen tot symbolische expressie zag.
Enkel in verband met de Tuin der Lusten en de Verzoekingen van de H. Antonius (Lissabon) stelt Vermeylen dat een psychoanalyticus in deze schilderijen menig geslachtelijk symbool zou kunnen ontdekken, maar aan voorbeelden waagt hij zich niet. Naar verluidt dienen Bosch’ soms verbijsterende scheppingen overigens vooral als symbolische vormen van gedachten opgevat en blijven ze verre van alle gemeenheid.
Vermeylen somt verder nog een aantal stijlzwakheden van de schilder op (die echter niet al te zwaar doorwegen): om de bouw van het menselijk lichaam heeft Bosch zich weinig bekreund (in dat opzicht lijkt hij niets van de ‘school’ te hebben willen leren), in zijn vroege periode is de compositie wel eens onbeholpen waar zij zwelgt in verwarde en overladen samenstellingen, en ten slotte durft hij de effecten soms in het schitterend coloriet te zoeken. Het neemt niet weg dat er nog zoveel positieve dingen over de stijl op te merken vallen, dat Vermeylen mét Justi (1889) kan schrijven ‘dat de dromer Bosch een schilder is, en wel zéér een schilder’.
[explicit]