Vriens 2016
De Tekeningen van Jheronimus Bosch (Thomas Vriens) 2016
[Uitgeverij CABV, s.l. (’s-Hertogenbosch), s.d. (2016), 80 blz.]
In dit bescheiden boekje stelt Vriens aan een breed publiek de aan Bosch toegeschreven tekeningen voor (17 bladen, 26 tekeningen als men ook de achterkanten meerekent). In de inleiding schrijft hij: ‘Maar de samenhang van het getekende oeuvre is pas één keer beschreven en dat was duidelijk bedoeld voor een specialistisch lezerspubliek. Dit boekje hoopt vooral tegemoet te komen aan de wensen van een breder publiek: compleet, overzichtelijk en begrijpelijk’. Dat er in het verleden slechts één monografie aan Bosch’ tekeningen werd gewijd (zoals eveneens op pagina 80 staat), is niet helemaal waar (er is ook nog Charles van Beuningen, The Complete Drawings of Hieronymus Bosch uit 1973), maar de auteur zinspeelt hier manifest op Koreny 2012 (zie ook aldaar). Vriens hoedt zich ervoor om in debat te treden met Koreny en besteedt dan ook geen aandacht aan de datering of aan de authenticiteit van de tekeningen. Op bladzijde 80, bij de bibliografie, wordt enkel langs de neus weg vermeld dat Koreny’s ‘belangrijkste conclusies door de meeste kenners ernstig betwijfeld worden’.
Volgens Vriens is Bosch niet alleen uniek als schilder, maar is hij ook als tekenaar van het grootste belang geweest als één van de grondleggers van de tekenkunst als een volwaardige kunstvorm. Hoewel de commentaar bij de tekeningen steeds aan de oppervlakte blijft, maakt de tekst over het algemeen toch een degelijke indruk. Tussen de bespreking van de tekeningen door krijgt de lezer ook nog interessante informatie over enkele deelaspecten: tekenmethoden, papier en watermerken, handtekeningen en opschriften, kennerschap, ondertekeningen en het geval van de Marskramer-triptiek waarvan het middenpaneel verloren ging en de zijpanelen doormidden werden gezaagd. Op bladzijde 61 (in het hoofdstukje over kennerschap) staat een zinnetje om in te kaderen: ‘In zijn algemeenheid doet een kunsthistoricus er goed aan terughoudend te zijn in zijn conclusies’.
Een paar inhoudelijke aanmerkingen. Op bladzijde 45 worden naar mijn aanvoelen in verband met de Het veld heeft ogen-tekening de hypothesen van Ilsink 2009 wat te veel nagepraat. Hoe Vriens weet dat de Boommens-tekening (Wenen) ‘ongetwijfeld’ geënt is op de Boommens in de Tuin der Lusten en niet omgekeerd [zie p. 57], is mij niet helemaal duidelijk. Heel af en toe lijkt de auteur mij wat te gemakkelijk toespelingen op onkuisheid te ontwaren (onder meer p. 15 in verband met de Heksen-tekening uit Parijs, p. 17 in verband met de Heks en een man in een korf-tekening en p. 19 in verband met de vogel-duivel in de kakstoel uit de Tuin der Lusten). Een kijkfout lijkt mij [p. 44] dat de haan in de Het veld heeft ogen-tekening ‘zo onvoorzichtig is naar binnen te komen’, bedoeld is: in het hol van de vos. Die haan ligt toch neer, is dus dood en is al lang onvoorzichtig gewéést?
Bij een eventuele tweede druk kunnen wellicht een enkele vergissing en een aantal taalfoutjes verbeterd worden. Op pagina 17 staat bijvoorbeeld een verkeerd onderschrift bij de afbeelding (een detail uit het Heremieten-drieluik van Venetië). Slechte zinsbouw komt iets vaker voor. Enkele voorbeelden.
[explicit 15 juni 2016]