Waterschoot 1971
“Jeroen Bosch: middeleeuwse verhalen” (H. Waterschoot) 1971
[in: Jeugd en Cultuur, jg. XVI (1971), nr. 8/9, pp. 353-365]
[Niet vermeld in Gibson 1983]
Veel van wat reeds gepubliceerd werd over Bosch steunde slechts op veronderstellingen en hypothesen. Bosch’ panelen behoren nog duidelijk tot de geest van de middeleeuwen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het werk van een Da Vinci. Dat Bosch niet werkzaam was in één van de artistieke centra van zijn tijd, betekent niet dat zijn werk ook losstond van de tijd waarin hij leefde.
Bosch’ Laatste Oordeel vertoont heel wat punten van overeenkomst met het Laatste Oordeel van Giotto. Onder de Vlaamse Primitieven neemt Bosch een wel heel aparte plaats in: bij hem is er weinig sprake van idealisering. Twee soorten thema’s komen in zijn oeuvre aan bod: religieuze onderwerpen en genretaferelen. Geen detail is in zijn panelen zonder betekenis. Men benadert zijn werken dan ook eerder rationeel-analyserend dan gevoelsmatig-beschouwend. Dat de panelen desondanks toch als schilderij standhouden, is te danken aan de uitzonderlijke artistieke kwaliteiten van Bosch (begenadigd coloriet, evenwichtige composities).
[explicit]