Jheronimus Bosch Art Center

1 Buis = vriendelijke term voor vrouw of meisje

 

[Bax 1956 : ‘Terloops wordt hier erop gewezen dat met de woorden buis en buisje in de 17de eeuw meermalen vrouwen worden aangeduid, soms in ongunstige zin’ (p. 41). ‘De glazen buis is een vrouwelijk geslachtssymbool’ (p. 51)]

 

Hans Snapop ed. 1971-72 (XVI)

  • 40 (vers 309). Rederijkersklucht. Het vrouwelijke personage Griet Snatertans zegt tot haar buurvrouw: Ik ben Griet Snatertans, u beste buijs. Een aantekening van de tekstbezorger verklaart dit laatste woord als ‘kameraadje, vriendin’.

d’Een ende d’Ander: Twee soldaten ed. 1985 (1610)

  • 249 (kolom 1, vers 168). Rederijkersklucht. Een soldaat tot een waardin: Danckhebt soete buys. De tekstbezorger verklaart ‘soete buys’, onder verwijzing naar het WNT, als ‘lieve vriendin (meid)’.

Een Droncken Boer die uut vryen gaet ed. 1985 (1612)

  • 283 (kolom 1, vers 21). Rederijkersklucht. Een boer over zijn geliefde: O mijn lieve buysgen.

 

2 Buis = vriendelijke term voor man

 

[Etymologicum ed. 1974: 75. Kiliaan geeft in 1599 als Latijnse verklaring voor ‘buys / buysken’: Amicus, sodalis (vriend, kameraad), met de toevoeging dat de term ‘Hollands’ is.]

 

Sidrac ed. 1936 (circa 1320)

  • 190 (vraag 329, regels 22-24). Artesliteratuur. De koning vraagt of men kwaadsprekers moet schuwen. Sidrac antwoordt: Sekerlijc die ghene die quaet spreken sal men altoes scouwen; ende die ghene diese mint hy mint des duvels busine. Het MNW geeft voor ‘busine (bosine)’ ‘bazuin’. Dat zou hier eventueel van toepassing kunnen zijn. Of is busine een verkleinwoord van buse (buisje dus), en betekent het hier: vriendje? Raadpleging van het Franse origineel kan hier soelaas bieden.

Jan ende Claer ed. 1985 (1612)

  • 268 (kolom 2, vers 117). Rederijkersklucht. Jan maakt ruzie met zijn vrouw Claer en weigert met haar naar huis te gaan. Jan zegt: Ick ben niet te degen buys, om tsamen huys te houwen. De term ‘buis’ kon dus blijkbaar ook op een man slaan, in de betekenis van ‘vriend, kameraad’. Het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (Van Dale) gaf in 1995 overigens nog steeds ‘goede buisjes zijn’ als gewestelijke uitdrukking met de betekenis ‘goede maatjes zijn’. Zie Van Dale I 1995: 492.

 

3a Buis = vagina

 

Testament Rhetoricael III ed. 1980 (1561)

  • 75 (fol. 357r, verzen 8-12). Zot-erotisch rederijkersrefrein (blijkbaar geschreven in 1543). Een polderclerck Bescryfuende parchemyn / van noode zyn / mach hy een vrauwe in huer waterconduten / als toeziender van alsucken wercke fyn / waer slusen speyen Busen meest quaelick sluten. Zoals wel vaker, is Eduard De Denes Middelnederlands hier erg weerbarstig, maar een hertaling zou kunnen luiden: ‘Een polderklerk heeft perkament om te schrijven nodig, als hij toelating krijgt tot de waterleidingen van een vrouw, als opzichter bij zulke delicate werken, waar sluizen, waterkommen en buizen vaak slecht afgesloten zijn’. De dubbelzinnige erotische context is wel duidelijk, en hierbij worden met ‘buizen’ vagina’s bedoeld.

 

De beeldspraak was nog in de 18de eeuw bekend. In Hans van Straten, Razernij der liefde (1992) wordt op pagina 223-224 het erotische sonnet ‘Aan Adelgond; op haar huisje in ’t bos’ uit Venus Myrtheboschje (circa 1795) weergegeven. Het sonnet is een lofgedicht op de vagina. Vers 5 luidt: De zoetste nektar gulpt met zwelgjes in dit buisje.

 

3b Koker = vagina

 

Deze beeldspraak (waarbij pijl = fallus en pijlkoker = vagina) is van bijbelse oorsprong. Zie Ecclesiasticus 26, 15. In de Delftse Bijbel (1477) lezen we hier over de lichtzinnige vrouw dat zij is ghelijc dat een dorstich gangher sijn mont opdoen sal ter fonteynen en(de) van elken naesten water drincken sal en(de) teghen elke stake sitten, ende tege(n) elcke gescut sine koker opdoe(n) sal tot dat hi o(n)machtich wort. Zoals wel vaker het geval is in de Delftse Bijbel, is dit een slappe vertaling. In de Vulgaat luidt het laatste gedeelte: et contra omnem sagittam aperiet faretram donec deficiat (en voor elke pijl zal zij haar pijlkoker openen totdat zij tenonder gaat).

 

Gruuthuse-handschrift I ed. 2015 (circa 1400)

  • 341 (II.27, verzen 21-24). Zot-erotisch liedje over een meisje dat seks heeft met een naalden en spelden verkopende marskramer: Merseman, seidzoe, lieve gheselle, / ic hebbe een cleine cokerkijn. / In vinde hier in no naelde no spelle / die wel voughen soude daer in. Hier gaat het dus om een naalden- of speldenkoker.

 

4a Buis = fallus

 

Lijs en Lippen Harman ed. 1997 (XVI)

  • 65v (verzen 125-126). Rederijkersklucht. Jan Vleermuijs tot Lijs, zijn minnares in spe: Ick maeck met mijn speerbuijs die vroutgens ontstelt / bij sonder die met een out man sijn gequelt.

 

4b Koker = fallus

 

Stijevoort I ed. 1929 (1524)

  • 14-16 (nr. 4, 68 verzen). Zot-erotisch rederijkersrefrein, dat de coïtus beschrijft in boogschutterstermen. Relevant voor de beeldspraak koker = fallus, zijn de verzen 18 (hi spien vrolicken ende liet hem den coker houwen = hij mikte vrolijk en liet zijn koker vasthouden), en 60 (sy nam synen coker in haer hant = zij nam zijn koker in haar hand). Het gaat hier dus duidelijk om een pijlenkoker. In het refrein verwijzen overigens ‘pijl’, ‘boog’ en ’boogpees’ eveneens naar de fallus, terwijl het ‘doelwit’ naar de vagina verwijst.

Vigelie ed. 1920 (1526/27)

  • 78 (verzen 44-45). Rederijkersklucht. Een vrouw verdenkt haar man van overspel: By Lode man ghy hebt uwen coker ghescut / yeuwers el eer ghy comt thuus. De coker is hier waarschijnlijk een pijlenkoker.

Aelwarich ed. 1980 (1527/28)

  • 113 (regels 98-101). Gedrukte spotprognosticatie. Over de maand mei: ’t Sal in den meye conjunctie sijn met veel personen. Dan sullen die scutters tot veel plecken geneicht sijn opwaerts na den papegay te schieten. Venuskinderen sullen liefst schieten tusschen twee staken [bedoeld worden: de benen of dijen van een vrouw], also lange als si pilen hebben in haren coker.

 

[explicit 26 februari 2022]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram