Jheronimus Bosch Art Center

FUTSELBOEK

 

1 Futselboek = imaginair boek dat verwijst naar bedrieglijke praktijken

 

E.J. Haslinghuis, De duivel in het drama der middeleeuwen, Leiden, 1912, p. 115. ‘Een der middelen waarmede zij [de duivels] den stervende tot wanhoop trachten te drijven is dat, hetwelk zij in Trudo aanwenden: zij halen hun “futselboecken” voor den dag en lezen daaruit de (in het onderhavige geval door hen verzonnen) zonden op.’

 

Nyeuvont, Loosheit ende Practike ed. 1910 (1497-1500)

  • 80 (verzen 383-386). Moraliteit (berijmd allegorisch-didactisch toneelspel). Een ‘cassenaer’ (ronddrager van relikwieën) over Vrou Lorts. Haar ouders, Sueringe en Lueringhe, hebben haar voortgebracht: Ende haer met neersticheyt doen leeren / tfutselboec, dies sy quam tot sulcher eeren / datse op daerde was als een goddinne / gheacht ende gherekent, elck dit versinne.

Bijns ed. 1875 (1528)

  • 39 (boek I, nr. 12, strofe a, verzen 9-12). Vroed rederijkersrefrein. Die best can sueren [bedriegen], nu meest triumpheert. / Die tfutselboec studeert, die weet nu watte. / Om loose vonden te vinden elc practiseert, / trecht wert gecorrumpeert, geseyt op tplatte.
  • 70-71 (boek I, nr. 18, strofe f, verzen 11/14-16). Vroed rederijkersrefrein. De boose geest seit: / (…) Roept evangelie, maer tfutselboec studeert. / Segt mij, die dabusen siet, die nu gebueren, / wat geest eest, die de lutherianen regeert?

Heynken de Luyere ed. 1920 (1540/1582)

  • 15 (geen verdere nummering). Volksboek. Heynken kan een hoerenwaardin niet betalen: Wat sal (dit sey de vrouwe) my dunct dat ghy raest, / hebdy nu nae fuftsel boeck [sic] verlanghen.

Bijns ed. 1875 (1548)

  • 153 (boek II, nr. 15, strofe h, verzen 5-6). Vroed rederijkersrefrein. Waarom gaat de wereld zoals hij gaat? Onder meer om dat tfutselboeck leert diversche practijcken, / waer duer menich om deertsch goet sijn siele waecht.

Gemeene Duytsche Spreckwoorden ed. 1959 (1550)

  • 57 (regel 23). Spreekwoordenverzameling. Hy socht het futzelboeck.

Testament Rhetoricael II ed. 1979 (1561)

  • 56 (fol. 180v, verzen 19-21). Rederijkersballade. In het futselboek en in het boekje met twee bladen lezen vermindert de liefde tot God en de naaste: veel den futselbouck end in tboucxken van .2. blaeykens lesen / daer Ouidius ons vele heeft of bewesen / doet oock liefde tot god en des naesten alterneren.

Bruer Willeken ed. 1899 (vóór 1565)

  • 213 (vers 422). Rederijkersspel. In verband met het bedrog in de wereld: Hy las my eens een blat int futselboeck.

Groote hel ed. 1996 (1564/65?)

  • 23v (vers 371). Rederijkersspel. De secretaris van de hel somt een reeks zondaars op. Onder meer bedrieglijke boeren die dach en nacht studeeren in desse futsel broeken. Zie ook Groote hel ed. 1934: 29 (vers 354).
  • 33r (verzen 1126-1127). De procureur van de hel over de zondige wereld: ghij en saecht u daeghen niet hoement gaet soecken / in deese futselbroecken, tis al gedaen nu. Zie ook Groote hel ed. 1934: 53 (verzen 1093-1094).

Bijns ed. 1875 (1567)

  • 465 (boek III, nr. 70, strofe i, vers 4). Vroed rederijkersrefrein. Overal is er bedrog: Bedroch en tfutselboeck is alomme bereet.

Duytsche adagia ofte spreecwoorden ed. 2003 (1550)

  • 224 (nr. 60.9). Spreekwoordenboek. Tfuesselboeck soecken.

 

2 Futselen = bedrog plegen / futselaar = bedrieger

 

Vergelijk het nog steeds bestaande woord ‘ontfutselen’: iets op listige wijze wegnemen.

 

Spiegel der minnen ed. 1913 (circa 1500)

  • 105 (vers 2972). Rederijkersspel. Een sinneke tot Dierick: Arm futselare wat muechdy bedrijven?

Bijns ed. 1875 (1548)

  • 158 (boek II, nr. 17, strofe c, vers 3). Vroed rederijkersrefrein. Tot de lutheranen behoren futselaers, bedrieghers en loose cooplien.

Hel vant brouwersgilde ed. 1992 (circa 1561)

  • 5v (vers 464). Rederijkersspel. Over schrijnwerkers: in dachuer futselen sij als geleerde clercken.

De Bruyne I ed. 1879 (1579-83)

  • 94 (nr. 21, strofe 3, vers 3). Zot rederijkersrefrein over allerlei soorten ‘Jannen’: Jan futselaert, die weet daer aff den gront.
  • 95 (nr. 21, strofe 4, vers 8). Jan futseler, diemen somtyts te Cantecroo siet.

Braekman ed. 1998 (XVI)

  • 17 (geen verdere nummering). Artes-handschrift. Een recept ‘om al te winnen dat men tsegen yemand spelt’: Oft ghaet bij eender hoeren ende seght datse u eijn st (uijver) geve die (si) met futsselen gewonnen heeft, ende legget dijen bij u gelt. Noot 129 verklaart: ‘futsselen = eigenlijk beuzelen, knoeien, en hier: pseudoniem voor coïteren.

 

[explicit 13 juli 2024 – Eric De Bruyn]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram