HARNAS / HELM
1 Harnas = de mannelijke genitalia
Het Erotisch Woordenboek geeft bij ‘harnas’: mannelijke delen (met een tekstbron uit 1819). Zie Heestermans e.a. 1977: 68.
Die Rose ed. 1976 (circa 1300)
- 111 (verzen 6671-6674). Allegorisch rijmtraktaat. Mevrouw Rede (Dame Raison) over de mannelijke genitalia: Die lieden geven, dats grote scame, desen dinge enichgen name: / si hetent borsen, si hetent harnasch, / oec heetmen hapertasch. In de versie van Die Rose in het Comburgse handschrift staat ‘hernasch’ [Comburgse handschrift ed. 1997: 272 (vers 6613). In het originele Oudfrans staat ‘hernois’ [Roman de la Rose ed. 1974: 214 (vers 7143). Hoe voorzichtig men moet zijn met (moderne) vertalingen blijkt nogmaals uit Roman van de Roos ed. 1991: 200 (vers 7113). Van Altena heeft het over ‘beurs, vistuig, ding, pik, pijp of stekel’, maar het woord ‘harnas’komt in zijn vertaling niét voor.
- 240 (verzen 14.222-14.224). Als op het einde de ik-verteller de ‘roos’ allegorisch ontmaagdt, is er ook weer sprake van een harnas: Thaernasch, dat hi met hem brochte, / pensedi dat hi striken soude / ane dat helichdoem menichfoude.
The Canterbury Tales ed. 1987 (XIVd)
- 107 (Fragment III, Group D, verzen 135-138). The Wife of Bath’s Prologue. Zij zegt: But I seye noght that every wight is holde, / that hath swich harneys as I to yow tolde, / to goon and usen them in engendrure. / Thanne sholde men take of chastitee no cure. Een goede modern-Engelse hertaling in The Canterbury Tales ed. 1972: 280: But I’m not saying everyone is bound / who has such harness as you heard me expound / to go and use it breeding; that would be / to show too little care for chastity. Van Altena moffelt ‘harnas’ weg in zijn vertaling: Ik zeg hier niet dat elk man met zo’n ding / dat ik hier nu in geur en kleur bezing / er dadelijk ook kinderen mee moet maken, / dan zou de mens kuisheid te zeer verzaken [The Canterbury Tales ed. 1995: 191 (verzen 5753-5756)].
Evangelien vanden spinrocke ed. 1910 (circa 1520)
- C5r-C5v (Woensdag, hoofdstuk 20). Volksboek. Als een man bereet is te paerde te scriden soe en sal hi sijn swaert niet nemen van sijns wijfs hant noch geen anders harnas want had hijs te doen het soud hem hinderen. Glose. Engel groenader seide dattet haren man eens gebuerde want op eenen nacht daer hy reed sach hi wat quaets ende hi en konde zijn mes niet uut trecken. Onduidelijke erotische context. ‘Harnas’ kan hier eventueel ok verwijzen naar de vrouwelijke genitalia. Vergelijk ook Evangelien vanden spinrocke ed. 1992: 118.
Stijevoort II ed. 1930 (1524)
- 152 (nr. 207, verzen 31-33). Zot-rotisch rederijkersrefrein. De ik bespioneert een copulerend koppeltje: Hij hoordse sammelen sollen ende bolleken / hij hoordese piepen als die muijs int holleken / hij hoorde versperijt by tharnas gheclasse. De erotische context is duidelijk, vers 33 blijft echter onduidelijk.
- 214-215 (nr. 243, verzen 14-22). Zot-erotisch rederijkersrefrein dat de coïtus beschrijft in steekspel-termen: Die ionghelinck was opt steken rasch / want hij was cloick ende wel ghemoet / Ick hangher seijdhij mijn geheel harnasch / steeck ic niet doer den scilt int roet / Mijn speer is dick ende wel ghevoet / noyt man en verlanghede meer om campen / Voren ront al waert een cloit / en achter hanghender aen twee clampen / Soudict verliesen twaer veel rampen.
Jongen geheeten Jacke ed. 1905 (1528)
- 10 (zonder versnummering). Volksboek. Jacke is een boerenzoon die een toverfluitje bezit dat iedereen doet dansen. Op een dag is een monnik die hem wil slaan, daar het slachtoffer van: de man wordt gedwongen in doornstruiken te dansen, zodat zijn kleren scheuren: Vanden doornen wert hi wel gheschent / dat hem dat bloet alle sijn leden afliep / en scuerde sijn cleederen dies hi deerlick riep / sijn cappe sijn rock sijn scapellaris mede / ende al dat hi aen hadde ter selver stede / dat hi nauwe sijn harnas conde bedecken. In een andere, laat-zestiende-eeuwse druk is ‘harnas’ vervangen door het woord ‘huispot’ en gaat het niet om een monnik maar om een kluizenaar (zie ibidem: 28). Ze ook de commentaar, ibidem: 71: ‘harnas’ is de vertaling van ‘harneys’ in de Engelse voorbeeldtekst, maar is ‘ook bij ons in den bedoelden zin gebruikelijk geweest’.
Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)
- 67 (Baladen van zevenen – Banckdicht, verzen 4-7). Rederijkerslyriek, amoureus-erotische ballade. Aansporing tot het liefdesspel: Laetse met u neder ind groene gras zijncken, / of wildse boven, by u, op den tas wijncken: / doet venus harnas clijnken, tmocht iement el stelen / ende wild met haer der minnen spel spelen. ‘Het harnas van Venus’ zou hier ook kunnen verwijzen naar de vrouwelijke genitalia (zie infra).
2 Helm = penis, fallus, glans penis
Het Erotisch Woordenboek geeft bij ‘helm’: penis (met een tekstbron uit 1754). Zie Heestermans e.a. 1977: 69-70.
Stijevoort I ed. 1929 (1524)
- 34 (nr. 14, verzen 9-12). Amoureus rederijkersrefrein. Een ‘venusjanker’ (weinig succesvolle vrijer) zegt: Hoe mach natuere aldus bedwelmt sijn / op haer die ic noyt veel en sach / Hoe mach ick dus haest gehelmt sijn / vol viers onsteken op enen dach. Gehelmd = verliefd, wellustig?
Stijevoort II ed. 1930 (1524)
- 169 (nr. 216, verzen 28-30). Zot-erotisch rederijkersrefrein, een apologie van de prostitutie. Een prostituee zegt: Teghen stoilen ende bancken soudic mij betrouwen / enen eers camp te doen sonder flouwen / hem prijsende die lest int helm mocht dueren. Duidelijk is dat het laatste vers betekent: hem lovende, die het meest potent is. Maar wat betekent ‘int helm’ hier? Eventueel ‘in het helm’ = duingras, duinriet, en vandaar metaforisch schaamhaar, vagina? In dat geval is er géén sprake van de helm van een harnas.
- 214 (nr. 243, verzen 7-9). Zot-erotisch rederijkersrefrein dat de coïtus beschrijft in steekspel-termen. Mer van te voren wou hij bespreken / dat sij hem soude leveren scildt ende bane / Ick meender seijdhij mijn helm aen te slane. Met ‘bane’ wordt het veld bedoeld waar gestreden wordt, het ‘strijdperk’.
3 Harnas = de vrouwelijke genitalia
Cent nouvelles nouvelles II ed. 2022 (1462)
- 156-157 (novelle 90). Middelfranse novellenverzameling. Een zieke, op sterven liggende vrouw verwijt haar man dat hij te weinig seks met haar heeft gehad: Zodra de arme zieke kon spreken, schonk ze hem vergiffenis voor de pietluttige zaken, maar die laatste wilde ze hem niet vergeven zonder de redenen te kennen die haar man ervan hadden weerhouden haar harnas op te poetsen, terwijl hij zeer goed wist hoeveel plezier ze eraan beleefde en niets liever begeerde.
4 Helm als onderdeel van de wapenuitrusting van de gelovige mens
Die pelgrimage vander menscheliker creaturen ed. 2005 (1463)
- 267 (regels 14-29) – 268 (regels 1-11). Stichtelijk-allegorisch prozatraktaat. Over de wapens die de pelgim nodig heeft. Het hoofdstukje ‘Vanden helme’: Desen helm is gheheten Ghetempperthede, ende dats te wetene van hoorne, te siene, te riekene dingen die dij mogen deeren. In de volgende hoofdstukjes verwijst de halsberg naar Soberhede, de handschoen naar Consciencie, het zwaard naar Justicie, de schede naar Oetmoedicheit en het schild naar Prudencie of Wijshede.
De Bruyne II ed. 1880 (1579-83)
- 187 (nr. 82, strofe 1, verzen 6-7). Vroed rederijkersrefrein. Aenveert den schilt des geloofs seer crachtich, / den helm der salicheyt laet aen u cleven.
[explicit 18 december 2024 – Eric De Bruyn]