VLO
1 Vlo = iets minderwaardigs
Ysengrimus ed. 1987 (circa 1150)
- 348 (Boek III, vers 940). Latijns dierenepos. Berfridus zegt: Pro uacua pulicem non ego pelle darem (ik zou nog geen vlo geven voor de lege pels).
Rijckeman ed. 1941 (1550)
- 197 (vers 633). Rederijkersspel. Het sinneke Lands Zede over Conscientie tegen Rijckeman: Haar spitse sermoenen kwetsen dan min als een vlooi.
De Bruyne I ed. 1879 (1579-83)
- 94 (nr. 21, strpfe 2, vers 8). Zot rederijkersrefrein over pantoffelhelden (namen van pantoffelhelden die beginnen met ‘Jan’): Jan dout my, Jan bidtbout, vliende een vloo niet. Als je niet gaat vluchten voor een vlo, betekent dat dat je niet zo geweldig dapper bent.
Arnold Bierses ed. 1925 (1577-90)
- 43 (nr. XIV, vers 23). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Een tienermeisje tegen haar moeder over haar seks met de pastoor: Ten schaede my, muerken, niet een vloye.
Ontrouwe Rentmeester ed. 1899 (circa 1587)
- 131 (verzen 1483-1484). Rederijkersspel. Het ene sinneke scheldend tot het andere sinneke: En, omdat ghy my altyt syt verwytende, / Acht ick u min dan een springende vloye.
2 Vlo als ‘straf’ voor de menselijke zwakheid en zondigheid
Die Spiegel der Menscheliker Behoudenesse ed. 1949 (circa 1410)
- 20 (hoofdstuk II, verzen 225-226). Stichtelijk prozatraktaat. Naar aanleiding van de Zondeval zijn de aarde, de natuur en de elementen de mens vijandig gezind. Onder meer: Jan vloon ende ander woormen mede / Doen den mensche moeylichede.
Die Spiegel der Sonden ed. 1901 (1434-36)
- 227 (regels 6-11). Stichtelijk prozatraktaat. Naar aanleiding van ‘Hoverdie’: Van des vleisches ziecheiden seet sunte Augustijn: ‘Des vleisches crancheit is alsulc dat hi niet en can geweren die luse, si en wassen hem te deren, noch oec die vloen, dat si hem des nachtes hijnderen te slaepen’.
3 Vlo = duivel
Legenda aurea II ed. 1993 (crca 1260)
- Latijns proza, verzameling heiligenlevens. De H. Dominicus spreekt met een duivel in een bezeten broeder. De duivel zegt: So I entered him in the shape of a gnat, or rather he drank me in with the wine.
Reyne Maecxsele ed. 1906 (1571-83)
- 15 (vers 262). Rederijkersspel. Het ene sinneke wordt geroepen door het andere sinneke en zegt: Siet! hier bem jc licht als een vloykin, crul [arrogant]. Snel als een vlo dus. Een sinneke is een diabolisch personage.
Verlooren soone ed. 1941 (1583)
- 128 (vers 857). Rederijkersspel. Een sinneke zegt: Ick comme ten tornoye, licht als eenighe vloye. Snel als een vlo dus. Een sinneke is een diabolisch personage.
4 Vlo // magere persoon
Antwerps Liedboek I ed. 1983 (1544)
- 61 (nr. 54, strofe 4, verzen 1-2). Zot lied. Over losbandige vrouwen: Dan zijnder dese schoonen ioncfroukens, / So magher als een vloo.
5 De vlo in erotische context
Cristenkercke ed. 1921 (kort na 1540)
- 52 (vers 1248). Rederijkersspel. Een sinneke spottend-scabreus over de christelijke maagd Uprecht Simpel Gheloven: hoe soumen se vloijen.
Testament Rhetoricael II ed. 1979
- 251 (fol. 295r, vers 31). Zot-amoureus rederijkersrefrein. Over liefdesverdriet: Therte straelich duerpinst als van een vloo Bete.
6 De vlo in spreekwoorden
Tafel van den Kersten Ghelove II ed. 1937 (1404)
- 383 (winterstuc, hoofdstuk 49, regels 172-173). Theologisch compendium. Over leuterende farizeeërs: Si siften vlieghen ende vloen. Het zijn dus muggenzifters.
Proverbia communica ed. 1947 (1480)
- 56 (nr. 206). Spreekwoordenverzameling (Latijn en Middelnederlands). Die hongherighe vloe bijt seer.
Seer schoone spreekwoorden ed. 1962 (1549)
- 22 (nr. 376). Spreekwoordenverzameling. Il ma mis ceste pulce en loreille / Hy heeft my de vloo in de oorde gheset. De tekstbezorger verwijst naar Harrebomée II.40 en III.285.
[explicit 10 mei 2021]