ZWALUW
1 In de Bijbel
Tobias 2, 10-12. Over Tobit, de oude vader van Tobias: Nu gebeurde het eens, dat hij vermoeid van het begraven thuis kwam, zich tegen de muur te ruste legde, en insliep; en terwijl hij sliep, viel hem uit een zwaluwnest warme drek op de ogen, zodat hij blind werd. De Heer liet toe, dat deze beproeving hem trof, om de lateren een voorbeeld van geduld te geven, zoals dat van de heilige Job.
Psalm 84 (83), 4-5. Ook de mus vindt een woning, / De zwaluw een nest, waar ze haar jongen kan leggen: / Bij uw altaren, Jahweh der heirscharen, / Mijn Koning en God. / Gelukkig, die in uw huis mogen wonen, / En eeuwig U loven!
Isaïas 38, 14. Ik tjilp als een zwaluw, / En kir als een duif; / Mijn ogen zien smachtend omhoog; / Ach Jahweh, sta mij toch bij in mijn nood.
Jeremias 8, 7. Zelfs de ooievaar in de lucht / Kent zijn vaste tijden; / Trekduif, zwaluw en gans / Houden vast aan de tijd van hun komst. / Maar mijn volk weet niet eens / Wat het Jahweh verplicht is.
2 Zwaluw in positieve, religieuze context: de mens die tot God roept
Palmboomtraktaat ed. 1978 (XIV)
- Een preek. Op desen telch [tak] maket die zwalewe haren nest. Die swalewe es van diere natuere dat si nemt hare aetscare al vlieghende in wolkine. dese voghel betekent die ziele dies es gheuiseteerd van gode onsen here. bedi sine es niet sculdech te nemene noch tontfane helpe of troest van eneghen weerliken saken dan van gode Ende dien noot vanden lichame te soeken ne vlieghende, dat es lidelike [terloops, in het voorbijgaan]. Ende soe si minst mach doer den lichame tonthoudene. op dien telch sat dauid die prophete doe hi seide: alsoe alse dat zwaleuken ionc screit na siere moeder ende ontfaet ne ghenen troest en si van hare, alsoe die ziele contemplatiue: alse keert tote hare seluen Ende hare grote ioie es onttrecket, sine es niet sculdech hare te latene sincken ten dulheden noch ten sonden, maer te roepene op onsen here alse dat zwalukint tusschen nv [?] ende hi weder come.
Wiesbadense handschrift ed. 2009 (circa 1410)
- 592 (regels 251-263). Palmboomtrakaat. Over de zesde tak (visitacie gods): Op desen telghe maect die zwaluwe haren nest, die es van dierre naturen dat soe nemt hare voedinghe in die lucht, al vlieghende. Dese voghel beteekint die ziele die es ghevisenteert van onsen heere. Want soe sculdich niet en es te nemene no tontfane hulpe no troost van eenegher weerliker creature maer alleene van gode, ende noet des lichamen te soukene al vlieghende, dat es lidelike, so si minst mach, omme dan lichame tontdraghene. Op desen telghe sat David, doe hi seide: Sicut pullis hyrundinis, sic clamabo. Alsoe als der swaluen kinder screyen na hare moeder, alsoe doet die ziele contemplative alse hare keeret tote hare selven ende hare es grote joie onttrecket. Soe en es soe niet sculdich te sinkene te dulheden no te zonden maer te roupene op onsen heere alse der zwaluen jonc tusschen hier ende si weder comen.
Bijns ed. 1875 (1567)
- 395 (boek III, refrein LI, strofe c, verzen 1-2). Vroed rederijkersrefrein. Ic suchte, ic roepe avont ende morgen / Als een swalue jonc (Heere hoort mijn clagen).
3 Zwaluw in positieve, religieuze context
[Friedmann 1946: 8. ‘In the thirteenth and fourteenth centuries when interest in the apocryphal books of the Bible flourished so greatly, artists were quick to seize upon the aesthetic possibilities involved in the various legends thereby made known. One of these, the “Pseudo-Matthew Legend”, was that of the Christ Child playing with toy or clay birds which His companions brought to Him,a nd which He miraculously brought to life. This bringing to life quickly came to syand for the idea of Resurrection. The swallow, long considered as a sign of spring, of the rebirth of the year, was assumed to hibernate in the mud through the winter and then become revitalized with the advent of warm weather. The similarity between the idea of the dormant mud-necrusted swallow and the clay bird is obvious. Its connection with the Resurrection theme (and thereby with Christ) led to its being called in parts of Germany the “Madonna Bird”.’ Voetnoot verwijst naar een Oostenrijks artikel uit 1891, waarin de termen ‘Muttergottesvogel’ en ‘Marienvogel’ worden gebruikt.]
[René Veenman, “Radbouds Over de zwaluw – Het oudste gedicht van Nederland”, in: Madoc – Tijdschrift over de Middeleeuwen, jg. 19, nr. 4 (winter 2005), pp. 194-203. Artikel over het oudste, in het Latijn geschreven gedicht uit de Nederlanden: Radbouds De Hirundine uit het einde van de 9de eeuw. In deze 44 Latijnse verzen geeft de zwaluw een beschrijving van zichzelf en zijn levenswijze, blijkbaar met de bedoeling om bij de lezer bewondering te wekken voor Gods schepping: Ergo iuvat nostrum, lector, tibi dicere morem, / Quo mirere magis cuncta creantis opus (Ik zet u, lezer, graag mijn levenswijs uiteen / opdat u meer bewond’ring voor de schepper krijgt, verzen 19-20).]
Rijmbijbel II ed. 1859 (1271)
- 112 (hoofdstuk 298, verzen 15.295-15.314). Berijmde historiebijbel. Up enen tijd ghesciede hem das / Dat hi van gravene moede was / Ende quam thuus omme rastens pleghen. / Bider want es hi gheleghen / Ende sliep alsties luste best. / Boven hem stond .j. swalewen nest. / Daer viel hem in sine oghen / Dat quaet nederward van hoghen / Entie goede man wart blent. / Dit heeft hem Gode ane ghesent / Ende liet die dinc al daer ghescien / Om dat men namaels soude sien / Sine grote verduldechede / Ende daer na soude wercken mede; / Ende omme dat hine proeven wilde / In alre wijs, die hooffsche milde. / Thobias dankets onsen Here / In diere wijs min no mere / Dattie helighe Job dede / Van al siere pijnlichede.
Tafel van den Kersten Ghelove II ed. 1937 (1404)
- 414 (Winterstuc, hoofdstuk 52, regels 205-209). Theologisch compendium. Waarom Jezus de ondergang van Jeruzalem voorspelde: Die ander sake was naden gelove. Want hi seide: die zwalewen ende voghelte inder luchte kennen hore tiden, Ysrahel en weet sijn tijt niet. Daer-om sellen dijn vianden di belegghen, want du die tijt dijnre vandinge niet bekent en hebs.
Blome der doechden ed. 1904 (1415-28)
- 54 (hoofdstuk 17). Stichtelijk prozatraktaat. In het hoofdstuk over de deugd ‘ghestadicheit’: Doen die oude thobias blint gheworden was vander swaluen die in sijn oghe ghesmettet hadde, soe bleef hij nochtan gestadich ende vast gheduerich inder wet gods ende daer om wort hij ghenesen. Want als sijn soen wt babilonica quam mit sijnen knape soe vingen sij enen visch dien sy thuys brachten, ende mitter gallen van dien vische worden hem sijn gen besmeert ende hij wart weder siende.
Noordnederlandse historiebijbel ed. 1998 (1458)
- 673-674 (Tobias 2). Historiebijbel. Het geviel op een tijt dat Thobias seer vermoeyt was van die doden te dragen van der straten. So ghinc hi leggen op een seedse an een weech om te rusten ende hi wort ontslaep. Ende hem viel uut een swalunest drec van enen swalu in sijn ogen, sodat hi blint wort. Dese becoringe verhengede God over hem, opdat sijn nacomelinge exempel an hem souden nemen der lijdsaemheit, gelijc dat God verhengede van Job.
Brugman ed. 1948a (vóór 1473)
- 170-171 (Preek XIV, regels 112-122). Prekenbundel. Sommige vogelen sijn, die haer aes nemen al vliegende en worden si niet gehijndert haer aes te nemen ende haer aes nemende en worden si niet gehijndert in haren vliegen. Ende sonderlinge als wi sien inden swaluwen, dat si haer spijse nemende al vlyegende, niet gehijndert en werden, alsoe ist met ons: al ist dat wi onse noetdorfte winnen met onsen handen, dat en is ons geen verminderinge aen onser volcomenheit. Dat ander dat die swaluwe over haer heeft, dat si niet gehijndert en wort in haren vlyegen haer aes te nemen, dat is, dat wi vander eerden onse noetdorft sullen nemen ende geen genuechte.
Testament Rhetoricael I ed. 1976 (1561)
- 135 (fol. 64r, verzen 1-4). Rederijkersliedje over Kerstmis: Tlogyst en ghaf gheen waerm ghewin / van beesten stondt woest onbesuust / de zwalewen vlogher huut end in / want thadde gaeten menich duust la la. De zwaluwen hebben hier niet echt een positieve (of negatieve), eerder een neutrale betekenis (om de armoede waarin Christus geboren werd, te beklemtonen).
4 Zwaluw in pejoratieve, profane context: een onbetrouwbare persoon
Der leken spieghel III ed. 1848 (1325-30)
- 49 (boek III, hoofdstuk 3, verzen 425-434). Didactisch rijmtraktaat. Daer omme doet den vreemden ere, / Ende uwen bekinden noch mere: / Want die sinen vrient verwerct / Om enen vreemden dien hi sterct, / Is dullike bedacht, te waren. / Alse die zwaluwen henen varen, / Bliven die musschen onse ghebure: / Dits gheseit te menigher ure.
Tafel van den Kersten Ghelove IIIb ed. 1938 (1404)
- 504 (Somerstuc, hoofdstuk 41, regels 120-123). Theologisch compendium. Over de ‘heidense deugden’, meer bepaald de ‘wetten van Pitagoras: Dat vijfte is: du en salte ghien zwaluwen in dinen huse houden, dat is: du en salte mit ghenen runer of oerdragher of smeker of afterspreker omgaen.
Blome der doechden ed. 1904 (1415-28)
- 56-57 (hoofdstuk 18). Stichtelijk prozatraktaat. In het hoofdstuk over de ondeugd ‘ongestadicheit’ (onstandvastigheid): Men machse ghelijcken bijden swaluen want ten is geen dier so onghestadich noch soe onsedich in sijnen vlieghen, want hij is seer wijft, nu hier nu daer ende vanct haer aes al vliegende inder locht daer sij bij leeft. Soe dat sij nummermeer ghestadelijc op een dinc noch op een stede en blijft dan als sij moede is ende rustens beghert. Alsoe ist oec mitten onghestadighen minssche als hij alsoe out is dat hij niet meer en mach dan moet hij bij noede gestadich wesen daer hij cleynen danck af eyschet. Salustius seit onghestadicheit dats een recht teken der sotheit, want wij hen onghestadelijck regeert die set al dat hij heeft in vresen.
Proverbia Communia ed. 1947 (circa 1480)
- 42 (nr. 29). Spreekwoordenverzameling. Als die zwaluwen wechvlieguen [sic] so bliuen ons die muschen.
Mont toe, borse toe ed. 1950 (XVIb)
- 51 (vers 171). Strofisch rederijkersgedicht. De Swaluwen zijn onder u dack gecropen. Context: overal is verraad, bedrog en list. Aantekening verklaart: zwaluw = lichtvaardige prater die alles uitdraagt.
5 Zwaluw in pejoratieve profane context
Reijn Genuecht en Menich Vileijn ed. 1997 (XVI)
- 129v (verzen 119-121). Rederijkersklucht. Joncheijt zegt over zijn dronken stiefvader dat hij zou willen dat die in een spelonk zat waarin men de haring vangt. Zijn broer Sonder Quaet voegt daaraan toe: Off in een bosschagie… / daer die swaeluwen maecken ragie / ende die u met hem ginck inde houwelijcke staet binden. Het laatste vers is blijkbaar gericht tot hun moeder. De moeder en de twee zonen mogen van de stiefvader niet naar rederijkersfeesten gaan. Onduidelijke passage.
6 Zwaluw in positieve profane context
Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)
- 87 (strofe 4, verzen 5-8). Rederijkersballade over de medische kennis van dieren. Swalewen als haer ionghen blentheid doghen / Nemen chelidonie, profitigh den lichte, / En strijcken daer mede harer ionghen oghen: / Ons wijsende dat zu goed es den ghesichte.
7 Zwaluw // snelheid
Speghel der Wijsheit ed. 1872 (circa 1400)
- 90-91 (verzen 2169-2174). Stichtelijk rijmtraktaat. Over zij die het paard Valuwe mennen (= zij die de aardse ijdelheden nastreven): Aldus so mennen si in Vaellewen / snelre dan zi vlieghen zwaellewen, / die hen zelven vlieghende azen; / zi poghen hoe zi moghen caellewen / der lieder beursen, daer zi up baellewen, / ende met weelden groot verdwazen. Hetzelfde in Speghel der Wijsheit ed. 1983: 97 (verzen 507-521).
Pas der Doot ed. 1936 (1528)
- 137 (verzen 743-746). Strofisch rederijkersgedicht. Over Exces, de heraut van Vrouw Dood, die heel snel de Pas publiek gaat maken: Ende sonder te makene lanck verdrach, / Ghinck met haeste sassemlijck ghekeerelt [gekleed in een modieus opperkleed] / Rasscher dan men noyt swaluwe vliegen sach, / Puplyeren des Doots pas huer op die werelt.
8 Zwaluw // erotiek
[Houwen 1994: 14. Over John Lydgate’s huwelijkssatire The Pain and Sorrow of Evil Marriage (circa 1400): ‘Vrouwen, zegt hij, zijn dieren, wispelturig in hun verlangens, en seksueel net zo onverzadigbaar als de zwaluw (een veel voorkomend symbool van onlesbare seksuele driften)’.]
The Canterbury Tales ed. 1987 (XIVd)
- 69 (Fragment I, Group A, verzen 3257-3258). ‘The Miller’s Tale’. Over de jonge, knappe vrouw van de timmerman: But of hir song, it was as loude and yerne [levendig] / As any swalwe [zwaluw] sittynge on a berne [barn, schuur].
9 Zwaluw = hoer
Amsterdamsch Hoerdom ed. 1976 (1681)
- Moraliserend verslag over de Amsterdamsche prostitutiewereld. De gids (een duivel) van de ik-verteller zegt: ‘k zegh, dat ze groote ghelegentheyd hebben om geld te verdienen in vergelijking van deeze naakte Swaluwen. Zwaluwen = arme hoertjes die weinig geld verdienen.
[explicit 31 maart 2020]