Borchert 2013
Meesterwerk van Van Eyck tot Rubens in detail (Till-Holger Borchert) 2013
[Lannoo, Tielt, 2013, 496 blz.]
In dit prachtig uitgegeven kijkboek op groot formaat bespreekt en toont Till-Holger Borchert, directeur van de Musea Brugge, van 21 Vlaamse schilders gaande van Van Eyck tot Rubens enkele schilderijen, waarbij de nadruk valt op een aantal uitgelezen details in die schilderijen. Eén van de hoofdstukken [pp. 246-289] is gewijd aan Bosch. Na een korte inleiding over het leven van Bosch passeren drie Bosch-triptieken (alle uit het Prado) de revue: De Aanbidding der Wijzen, De Tuin der Lusten en De Hooiwagen.
Het overzichtje van Bosch’ leven bevat enkele twijfelachtige uitspraken: dingen die waar zouden kunnen zijn, maar die hier meegedeeld worden alsof het om vaststaande feiten gaat. De familie van Bosch zou uit Aken afkomstig zijn. Het huis van Bosch’ vader Anthonis van Aken viel ten prooi aan de stadsbrand van 1463 maar werd door Anthonis zelf weer opgebouwd. Bosch en zijn vrouw verkochten enkele eigendommen om de inrichting van een atelier te bekostigen. Na Bosch’ dood hadden zijn neven succes met nabootsingen van zijn inventies. Dat Bosch als kind de stadsbrand van 1463 meemaakte, wordt dan weer ‘mogelijk’ genoemd. Dat Bosch in 1504 voor Filips de Schone een Laatste Oordeel en een Antonius-drieluik schilderde, is alleen correct wat dat Laatste Oordeel betreft. Dat het Johannes op Patmos-paneel (Berlijn) en het Johannes de Doper-paneel (Madrid) door Bosch geschilderd werden voor het retabel van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap wordt eveneens voorgesteld als een vaststaand feit, terwijl het nog steeds slechts een (aangevochten) hypothese is.
In verband met het Aanbidding der Wijzen-drieluik wordt correct gesignaleerd dat Peeter Scheyfve en Agnes de Gramme de opdrachtgevers waren en dat de drie ruitergroepen op de achtergrond van het middenpaneel waarschijnlijk de entourages van de Drie Koningen zijn. De merkwaardige zogenaamde Vierde Koning wordt (in navolging van Brand Philip 1953) eerst geduid als de joodse Messias, ‘in christelijke termen’ de Antichrist [p. 248]. Op bladzijde 251 wordt hetzelfde meegedeeld, maar nu plots in de vraagvorm. Bijzonder merkwaardig is dat de auteur de Jozef-figuur op het linkerbinnenluik (de man die luiers zit te drogen bij een vuurtje) interpreteert als een valse monnik, terwijl hij in één van de herders op het middenpaneel (rechts) Jozef ziet.
Op het middenpaneel van de Tuin der Lusten treft men naar verluidt overal expliciete verwijzingen naar het seksuele aan, maar dit is een bedrieglijk paradijs, zoals blijkt uit het rechterluik (een Hel). De christelijke leer zegt immers: er is geen verdoemenis zonder zonde. Op het linkerbinnenluik besteedt Bosch vooral aandacht aan het huwelijk van Adam en Eva. In navolging van Falkenburg 2011 stelt Borchert dat het de moeite loont aandacht te schenken aan de verwijzingen naar de Bourgondische hof- en feestcultuur die Bosch in de Tuin verwerkte.
In navolging van Koreny 2012 schrijft Borchert de Hooiwagen toe aan een linkshandige, zeer getalenteerde leerling van Bosch. Merkwaardig: de baardige figuur met witte tulband links van de hooiwagen wordt door Borchert geduid als de Antichrist (De Bruyn 2001a staat nochtans niet in de bibliografie). Van de non op het middenpaneel (onderaan rechts) wordt gezegd dat zij een doedelzakspeler een worst en een handvol takjes toestopt. Het handvol takjes is in werkelijkheid een bundeltje hooi en de worst wordt door de non niet gegeven, maar gekregen. Mogelijk ligt de fout hier bij de vertalers, want de Engelse versie [vergelijk Borchert 2016b: 34] heeft wel correct: ‘A bagpipe player is making music while a young nun slips him some hay’.
Nogmaals beklemtonen: de paginagrote afbeeldingen zijn prachtig!
[explicit 10 oktober 2016]