Traeger 1970
“Der ‘Heuwagen’ des Hieronymus Bosch und der eschatologische Adventus des Papstes” (Jörg Traeger) 1970
[in: Zeitschrift für Kunstgeschichte, 33. Band (1970), Heft 4, pp. 298-331]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 99 (E157)]
De plaatsing van een linkerpaneel met het Paradijs en een rechterpaneel met de Hel naast het middenpaneel maakt dat de Hooiwagen-triptiek een iconografische parallel vertoont met een Laatste Oordeel-triptiek (vergelijk Bosch’ Laatste Oordeel-triptiek in Wenen). Weliswaar is het linkerpaneel van de Hooiwagen in de eerste plaats bedoeld als een weergave van het Aards Paradijs ten tijde van de Zondeval, tegelijk echter wordt hier een toespeling gemaakt op het Aards Paradijs als toekomstige verblijfplaats van de gelukzaligen op de Jongste Dag.
Op het linkerpaneel wordt het oordeel over de opstandige engelen niet uitgesproken door God de Vader, maar wel door God de Zoon. Bosch vermengde hier twee ideeën: die van de Val der Engelen met God als oppermachtige heerser en die van het Laatste Oordeel met Christus als rechter. In de middeleeuwen werd de Val der Engelen niet alleen geïnterpreteerd als het ontstaan, maar ook als de exemplarische bestraffing van het Kwaad. Men zag een analogie tussen de straf die God over de ontrouwe engelen uitsprak en de straf die Hij voor de zondaars in petto had. Ook het middenpaneel bevat verwijzingen naar het Laatste Oordeel. De op een blaasinstrument spelende duivel verwijst naar het fanfareblazen bij het Laatste Oordeel en de biddende engel neemt de voorbiddersrol in die normaal voor Maria of Johannes de Doper is gereserveerd.
Ondanks dit Laatste Oordeel-schema van de triptiek is het Paradijs op het linkerpaneel toch niet het toekomstige, maar wel het voor altijd verlorene. Ten gevolge van de Zondeval is het menselijke leven gedegradeerd tot een hellevaart. Christus’ vernedering en kruisdood hebben de mensheid niet kunnen redden: de wereldheerschappij is Christus ontgleden (vandaar zijn armengebaar dat kommer en teleurstelling uitdrukt) en de mensheid laat zich beheersen door het hooi. Een alternatief voor het najagen van het hooi is nergens te bemerken. In de Hooiwagen schildert Bosch een pessimistische opvatting van de Predestinatie.
Dit onderdeel van Traegers betoog is moeilijk houdbaar. Het gebaar van Christus wordt door hem verkeerd geïnterpreteerd als een gebaar van hopeloosheid: het is echter een gebaar van troost en vergevingsgezindheid (door Christus’ kruisdood – Hij toont ostentatief de wonden in Zijn handen en zij – kan de zondige mensheid alsnog gered worden). Er wordt dus wel degelijk een alternatief voor het najagen van hooi gegeven (Christus navolgen en de wereldse ijdelheden laten voor wat ze zijn) en dit alternatief wordt nogmaals geïllustreerd door de marskramer op de buitenluiken. Ook deze buitenluiken worden door Traeger echter verkeerd geduid (zie infra).
De hoogwaardigheidsbekleders achter de hooiwagen blijken niet te verwijzen naar historische individuën, behalve de paus: hij vertoont een grote gelijkenis met de afbeelding van Alexander VI zoals we die kennen van laatmiddeleeuwse munten. Deze identificatie spoort met de datering van de triptiek in de jaren tussen 1485/90-1502 (Alexander VI was paus van 1492 tot 1503). Traeger stelt vervolgens vast dat de binnenpanelen van de triptiek geen ruimte-eenheid bevatten, zodat het mogelijk wordt dat bepaalde personen uit het middenpaneel ook in andere panelen opnieuw optreden (een redenering die geen hout snijdt, aangezien binnen het linkerpaneel – met als ruimte-eenheid het Aards Paradijs – Adam en Eva drie maal voorkomen … ). In de paus achter de hooiwagen ziet Traeger nu de protagonist van het middenpaneel. De paus is namelijk het grootste personage van het middenpaneel, rijdt als enige van de vorsten op een schimmel, wijst met het gebaar van zijn rechterhand de te volgen richting aan en zegent tegelijk het najagen van het hooi, en is ten slotte de enige identificeerbare figuur. Naar verluidt mag men dan ook verwachten dat hij eveneens de hoofdfiguur is van het rechterpaneel. Traeger wenst hem te herkennen in de naakte figuur op de os (een motief dat voor zover hij weet nergens anders bij Bosch voorkomt). Traeger beschouwt de Brugse Laatste Oordeel-triptiek dus blijkbaar niet als een originele Bosch.
Het doek dat achter de naakte figuur op de os ligt, is naar verluidt identiek met de purperrose ‘cappa rubea’ van de paus achter de hooiwagen en verwijst tevens naar de ceremoniële ‘naccum’, het rode kleed dat normaal het rijdier van de paus bedekt. Ook de kruik en het mandje die aan de hals van de os hangen, de lans waarmee de berijder van de os doorstoken wordt en diens hoofdbedekking worden met pauselijke attributen geassocieerd. Zij zijn in deze context echter diabolisch vervormd als straf voor de paus. Traeger wijst er vervolgens op dat het gebruik van een os als rijdier in een middeleeuwse straf- en spottraditie staat, waarbij ook pausen konden fungeren als slachtoffer.
In Traegers behandeling van die traditie worden wel ezels, kamelen en varkens vermeld, echter géén ossen. Traegers hele interpretatie van de paus als hoofdfiguur van het middenpaneel en de identificatie van de os-berijder als paus in de hel komen zeer vergezocht en willekeurig over.
Traeger gaat nog verder: niet wat de triptiek iconografisch met het Laatste Oordeel verbindt, maar wel wat hem ervan onderscheidt, is de sleutel tot de interpretatie. De buitenluiken kunnen daarbij helpen. De zwerver, die zich net als de personages op de binnenluiken van links naar rechts beweegt, stelt de mens voor op zijn tocht door de zondige wereld. De buitenluiken bevatten verder verwijzingen naar het Laatste Oordeel (de staf) en naar de Dood (galg en dierskelet). De buitenluiken betekenen dus iconografisch hetzelfde als de binnenpanelen: de menselijke weg leidt naar de hel, een verblijf in het paradijs behoort niet meer tot de mogelijkheden.
Traeger komt dan tot het laatste onderdeel van zijn betoog. Er werd reeds op gewezen dat de compositie van het middenpaneel invloed van de ‘trionfi’ vertoont. Nu waren de belangrijkste vormen van de pauselijke trionfi de Adventus (de feestelijke inkomst van de paus in een stad) en de Profectio (het feestelijke afscheid van de paus). Op het rechterpaneel zou nu de paus een helse Adventus ten deel vallen, en het middenpaneel vertoont een parallel met de Profectio doordat de paus daar ‘triomfantelijk’ afscheid neemt van het Paradijs. Ten slotte ziet Traeger in de paus achter de hooiwagen ook nog de Antichrist (ook Cranach schilderde paus Leo X als Antichrist). Traeger resumeert zijn interpretatie van de Hooiwagen als volgt: de wereld wordt beheerst door de macht van het hooi en daardoor regeert de Antichrist, de aardse stadhouder van Christus (welke laatste afstand doet van Zijn macht).
Deze stelling is vergezocht en onhoudbaar. Traegers artikel bevat slechts drie interessante elementen:
[explicit]