Refereynen Gent 1539 (anoniem) 1539
[Facsimile-editie: Dirk Coigneau en Werner Waterschoot (eds.), Refereynen Gent 1539. V.Z.W. Comité van de Gentse Rederijkers, Gent, 2000 = Refereynen Gent 1539 ed. 2000]
[NK 1785 / Coigneau G]
Genre
Een gedrukte bundel rederijkersrefreinen.
Auteur
De factors van de negentien deelnemende Vlaamse en Brabantse rederijkerskamers.
Situering / datering
Het boekje dat hier op ware grootte in facsimile wordt uitgegeven naar het exemplaar dat berust in de Centrale Bibliotheek van de Universiteit van Gent (signatuur G 179), bundelt de gedichten die op het refreinfeest te Gent op 20 april 1539 door negentien rederijkerskamers werden voorgedragen. Net zoals de spelen van de Gentse toneelwedstrijd in juni 1539, werden deze refreinen datzelfde jaar nog gedrukt door Joos Lambrecht te Gent. Voor de andere bewaarde exemplaren en voor de zestiende-eeuwse herdrukken, zie Coigneau I 1980: 132.
Inhoud / thematiek
De bundel bevat drie afdelingen met respectievelijk vroede, zotte en amoureuze refreinen. De vraag waarop de vroede refreinen een antwoord dienden te formuleren was: Wat dier ter waerelt meest fortse verwint. De vraag voor de zotte refreinen was: Wat volck ter waerelt meest zotheyt tooght. Voor de amoureuze refreinen moest de stok luiden: Och moghticse spreken, ic ware ghepaeyt (zie voor dit alles de originele titelpagina in de facsimile-editie). Over de religieuze gezindheid van de auteurs van deze refreinen valt niets algemeens te zeggen. Sommige refreinen ademen hier en daar een reformatorische geest, maar de meeste blijven wat gezindheid betreft in het vage, of zijn gewoonweg orthodox-katholiek [Coigneau I 1980: 133].
Receptie
Stadsliteratuur. Het betreft hier gedrukte rederijkersrefreinen.
Profaan / religieus?
Een mengeling van beide.
Geraadpleegde lectuur
[explicit 13 augustus 2004]