Jheronimus Bosch Art Center
Datering
XIV
Moderne editie
Willem Wilmink en Theo Meder (vert./ed.), "Beatrijs - Een middeleeuws Maria-mirakel", Nederlandse Klassieken - deel IV, Prometheus-Bert Bakker, Amsterdam, 1995
Taal
Middelnederlands

Beatrijs (anoniem) XIV

[Kritische teksteditie: Willem Wilmink en Theo Meder (vert./ed.), Beatrijs – Een middeleeuws Maria-mirakel. Nederlandse Klassieken – deel IV, Prometheus-Bert Bakker, Amsterdam, 1995 = Beatrijs ed. 1995]

[Kritische tekstuitgave: Rob Roemans en Hilda van Assche (eds.), Beatrijs. Klassieke Galerij – 21, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1982 (11) = Beatrijs ed. 1982]

[Facsimile en diplomatische transcriptie: Jo van Eetvelde en Jozef D. Janssens (eds.), Beatrijs – Geschreven in de 2e helft van de 13e eeuw door een onbekend dichter. Poketino, Zellik, 1986 = Beatrijs ed. 1986]

 

Genre

 

De Beatrijs is een voorbeeld van geestelijke epiek (min of meer lange verhalen in verzen over religieuze onderwerpen). Het betreft hier meer bepaald een berijmde Middelnederlandse Maria-legende.

 

Auteur

 

Anoniem. Waarschijnlijk een Brabantse beroepsdichter (sprookspreker) [ed. 1995: 26].

 

Situering / datering

 

De Beatrijs (1038 verzen) bleef slechts bewaard in één handschrift (Den Haag, K.B., 76 E 5, ff. 47v-54v) [ed. 1995: 41]. Dit (rijkelijk uitgevoerde) verzamelhandschrift is in of kort vóór 1374 tot stand gekomen in Brabant, wellicht in de omgeving van Brussel. De tekst zelf is ouder, maar dateert waarschijnlijk nog uit de veertiende, en niet uit de tweede helft van de dertiende eeuw [ed. 1995: 37 / 103, Van Oostrom 2013: 316-317]. De Middelnederlandse tekst gaat terug op twee versies van een Latijns exempel die toegeschreven worden aan Caesarius van Heisterbach (1219-23) [ed. 1995: 28]. Zie voor het verhaal van de kosteres Beatrijs bij Caesarius van Heisterbach Dialogus miraculorum II ed. 2004: 71-72 (afdeling 7, hoofdstuk 34). In deze versie wordt Beatrijs niet verleid door een hoofse jongeman maar door een geestelijke [wat ongetwijfeld te maken heeft met het geïntendeerde publiek: kloosternovicen bij Caesarius en (jonge?) edellieden bij de Middelnederlandse versie]. Een andere versie (die dichter bij de Middelnederlandse tekst staat) gaf Caesarius in zijn Libri miraculorum octo (liber 3, hoofdstuk 11). De overige teksten in de Beatrijs-codex van circa 1374 zijn alle van catechetische en stichtelijke aard [ed. 1995: 38].

 

Inhoud

 

Een jong adellijk meisje wordt kosteres in een klooster maar kan de hoofse jongen op wie ze verliefd was, niet vergeten. Ze stuurt hem een brief en hij komt haar bezoeken in het klooster. Ze spreken af om een week later samen te vertrekken. Beatrijs maakt dan een moeilijke tijd door: haar liefde tot God en tot Maria is immers een ernstige belemmering om haar besluit ten uitvoer te brengen. Uiteindelijk zet ze toch door: ze laat op een nacht haar habijt en sleutels achter bij het Mariabeeld in de kerk en ontmoet in de tuin haar geliefde, die nieuwe kleren en een paard voor haar bij heeft. Als ze wegrijden van het klooster, breekt de morgen al aan.

 

Dan valt de jongeling een eerste keer danig uit zijn (hoofse) rol. Hij die net nog Beatrijs’ wantrouwen tegenover de valse wereld (vers 302: Die werelt hout so cleine trouwe) wegvaagde door middel van hoofse, vriendelijke taal (vers 311: Ic scede van u te ghere noet), stelt plots seks in het open veld voor. Beatrijs noemt hem kwaad een dorper fel (vers 346), maar al snel komt alles weer goed, opnieuw door zijn hoofse, vriendelijke taal.

 

Beatrijs en haar geliefde leven daarna zeven jaar in voorspoed en krijgen twee kinderen. Dan is echter het geld op en de jongeling laat Beatrijs in de steek. Zij ziet zich genoodzaakt om zich te prostitueren om met het verdiende geld zichzelf en haar kinderen in leven te houden. Zeven jaar leeft ze een zondig leven, maar elke dag blijft ze tot Maria bidden. Dan krijgt Beatrijs echter wroeging en ze trekt weg met haar kinderen, tot ze in de buurt van haar vroegere klooster belandt. Ze brengt haar kinderen onder bij een weduwe en gaat schoorvoetend naar het klooster, met de bedoeling om vergiffenis te vragen. In het klooster doet iedereen echter alsof Beatrijs nooit is weggeweest. Blijkbaar heeft Maria al die jaren Beatrijs’ taak als kosteres overgenomen, in de gedaante van Beatrijs!

Een uitgebreide samenvatting ook in ed. 1995: 15-24.

 

Thematiek

 

Is manifest stichtelijk van aard. Ook voor de zwaarste zonden is vergeving mogelijk. Op Maria kan de mens altijd vertrouwen. Het belang ook van berouw en biechten. De aards gerichte, ‘hoofse’ liefde is slechts vergankelijke schijn en blijkt het te moeten afleggen tegen de goddelijk geïnspireerde liefde [ed. 1995: 24-25 / 38 / 100].

 

De dorperse houding van de jongeling in de passage vlak na het verlaten van het klooster is duidelijk anticiperend: hij die zo mooi en hoofs kon spreken, heeft Beatrijs immers uiteindelijk toch in de steek gelaten (vergelijk de schrijnende, vooruitwijzende verzen 325-327: Al gaan we naar Parijs of Wenen, / ik zal geen geld hoeven te lenen / nog in geen zeven jaren). Zijn hoofsheid was slechts schijn, zijn liefdestrouw was wankel. Tegenover deze wankele aardse liefde staat de hemelse liefde van Maria: zij blijft wél eeuwig trouw, ondanks Beatrijs’ zondige gedrag (wegvluchten uit het klooster, prostitutie – Beatrijs bleef echter bidden tot Maria en had berouw).

 

De Beatrijs moet dus beschouwd worden, niet zozeer als een afkeuring van hoofse normen als mate en gemeenschap stichten (Beatrijs wordt beschreven als een hoofse dame, ofschoon zij enkele steken laat vallen), maar wel als een afkeuring van het te veel belang hechten aan de aardse liefde tussen man en vrouw (die in de hoofse liefdesverhalen zulk een centrale rol speelt). De boodschap is: deze aardse liefde is onbetrouwbaar en een instrument van de duivel (vergelijk de verzen 37-70). Veel belangrijker is de hemelse liefdesrelatie tussen de mens en God, of zoals hier: tussen de mens en Maria. Die liefde stelt nooit teleur. De Beatrijs bevat dus (kerkelijke, religieus geïnspireerde, stichtelijke) kritiek op de hoofse, te veel op het wereldse gerichte liefde en erotiek.

 

Van Oostrom [2013: 313], die overigens enkele zeer mooie bladzijden aan de Beatrijs besteedde, noteerde: ‘Opkomst en ondergang van de liefde tussen Beatrijs en de jongeling zijn geen duivelse manipulatie, maar mensenwerk’. Dit lijkt mij in tegenspraak met de verzen 62-71: Hier omme en darfmen niet veronnen / der nonnen, dat si niet en conste ontgaen / der minnen, diese hilt ghevaen, / want die duvel altoes begheert / den mensche te becorne ende niet en cesseert. / Dach ende nacht, spade ende vroe, / hi doeter sine macht toe. / Met quaden liste, als hi wel conde, / becordise met vleescheliker sonde, / die nonne, dat si sterven waende.

 

Receptie

 

Uit de rijke lay-out van de codex kunnen we concluderen dat Beatrijs bedoeld was voor een kapitaalkrachtig, vroom en hoofs-aristocratisch lekenpubliek. Wellicht werd de tekst speciaal geschreven voor het hof van de hertogen van Brabant te Brussel [ed. 1995: 39 / 103-104]. Hofliteratuur dus. Verband met (het hof te) Brussel?

 

Ondanks het feit dat van de Middelnederlandse versie maar één tekstgetuige bewaard bleef, was en is het verhaal van de non Beatrijs wereldwijd bekend: in 1927 telde Robert Guiette 54 middeleeuwse versies en 147 latere bewerkingen. Hij noemde de Middelnederlandse Beatrijs ‘sans doute la rédaction la plus parfaite du thème’ [Van Oostrom 2013: 309].

 

Profaan / religieus?

 

Stichtelijk-religieus van aard.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

De Beatrijs behoort zonder enige twijfel al decennia tot de canon van de Middelnederlandse literatuur. In 1939 schreef Van Mierlo: ‘Maar het meesterstuk der Maria-legenden uit de Middeleeuwen, in alle talen, is wel Beatrijs. (…) De Beatrijs-legende heeft de ronde gedaan van de wereldliteratuur en nog in onze dagen blijft ze de dichters bekoren’. Over de (anonieme) auteur luidt het bij Knuvelder (1970): ‘Hij moet een wijs en een breed-menselijk, mild mens geweest zijn, een groot kunstenaar ook die in zijn kort bestek zulk een gaaf en tevens diep beeld van menselijk leven te schetsen wist, en dit doen kon met fijne toets en uitmuntende karakteristiek’. Meer recent nog prees Van Oostrom (2013): ‘Al met al is Beatrijs een schoolvoorbeeld van waar het bij het middeleeuwse schrijverschap meestal om draait: bestaande stof opnieuw vertellen. Dat leidt in dit geval tot een triomf van inlevingsvermogen en verbeeldingskracht’.

 

Recensies van de editie-1995

 

  • Eric De Bruyn, “Evergreen voor het Brabantse hof – Beatrijs wetenschappelijk verantwoord :hertaald”, in: De Standaard der Letteren, nr. 2239, 6 april 1995, p. 8.
  • Eric De Bruyn, in: Leesidee, jg. 1, nr. 4 (april 1995), p. 289.
  • A.G. van Melle, “Een begheven Willemijn geeft Willem Wilmink het laatste woord”, in: Queeste, jg. 2 (1995), nr. 2, pp. 180-182.
  • Rob Resoort, “Beatrijs mooier dan ooit”, in: Literatuur, jg. 13, nr. 2 (maart-april 1996), pp. 112-113.
  • Bart Besamusca, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, deel 115 (1999), afl. 1, pp. 88-90.

 

Selectieve bibliografie

 

  • Van Mierlo I 1939: J. Van Mierlo, Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden – Deel I: De Letterkunde van de Middeleeuwen tot omstreeks 1300. N.V. Standaard Boekhandel-Teulings’ Uitgevers-Mij., Antwerpen-Brussel-’s-Hertogenbosch, 1939, pp. 200-202.
  • Knuvelder I 1970: G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde – Deel I. L.C.G. Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970 (vijfde, geheel herziene druk), pp. 190-193.
  • Zemel 1983: R.M.T. Zemel, “De hoofse wereld in de Beatrijs”, in: Spektator, jg. 12, nr. 5 (maart 1983), pp. 345-376.
  • Reynaert 1984: J. Reynaert, “De structuur van Beatrijs”, in: Spiegel der Letteren, jg. 26 (1984), nr. 3-4, pp. 161-177.
  • Duinhoven 1985a: A.M. Duinhoven, “Raadsels in Beatrijs”, in: Spektator, jg. 15, nr. 1 (september 1985), pp. 104-122.
  • Duinhoven 1985b: A.M. Duinhoven, “De Beatrijs in rijm en proza – Diachrone tekststudie”, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, deel 101 (1985), afl. 4, pp. 251-282.
  • Winkelman 1988: J.H. Winkelman, “De Middelnederlandse Beatrijs in theologisch perspectief”, in: De nieuwe taalgids, jg. 81, nr. 1 (januari 1988), pp. 13-30.
  • Lulofs 1991: F. Lulofs, “Monnikenwerk” [recensie van A.M. Duinhoven, De Geschiedenis van Beatrijs, 1989], in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, deel 107 (1991), pp. 48-68.
  • Salemans/De Bonth 1991: Ben Salemans en Roland de Bonth, “Opmerkingen bij Duinhovens De Geschiedenis van Beatrijs”, in: Spektator, jg. 20, nr. 2 (september 1991), pp. 197-228.
  • Meder 1993: Theo Meder, “Omstreeks 1374: De ‘Beatrijs’ wordt opgetekend – Een Mariamirakel over hoofsheid en devotie”, in: M.A. Schenkeveld-Van der Dussen e.a. (red.), Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Martinus Nijhoff Uitgevers, Groningen, 1993, pp. 67-73.
  • Janssens 1996: Jozef Janssens, “Een pleidooi voor Beatrijs’ geliefde”, in: Karel Porteman, Werner Verbeke en Frank Willaert (red.), Tegendraads genot – Opstellen over de kwaliteit van middeleeuwse teksten. Peeters, Leuven, 1996, pp. 73-82.
  • Sleiderink 2004: Remco Sleiderink, “Is Beatrijs een loser? Middeleeuwse literatuur in het middelbaar onderwijs”, in: Queeste – Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden, jg. 11 (2004), nr. 2, pp. 204-215.
  • Van Oostrom 2013: Frits van Oostrom, Wereld in woorden – Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1300-1400. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2013, pp. 309-320.

 

[explicit 2 maart 1995 – 1 september 2016]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram