Jheronimus Bosch Art Center
Datering
397-403
Moderne editie
Wim Sleddens O.S.A. (vert.), "Aurelius Augustinus - Belijdenissen [Confessiones] - Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien", Eindhoven, 2017
Taal
Latijn

Confessiones ed. 2017

 

Confessiones (Aurelius Augustinus) 397-403

[Teksteditie: Wim Sleddens O.S.A. (vert.), Aurelius Augustinus – Belijdenissen [Confessiones] – Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien. DAMON, Eindhoven, 2017]

[Teksteditie: A. Sizoo (vert.), Augustinus – Belijdenissen. Prisma-Boeken nr. 1069, Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1965 (7)]

 

Auteur

 

De kerkvader Aurelius Augustinus. Hij werd geboren in 354 te Thagaste (tegenwoordig Souk Ahras in Algerije) en stierf in 430 in de havenstad Hippo Regius (tegenwoordig Annaba in Algerije), waar hij toen 35 jaar bisschop was geweest.

 

Genre

 

Deze in Latijns proza geschreven tekst lijkt op het eerste gezicht een spirituele autobiografie. Het werk bestaat echter uit twee erg verschillende onderdelen (zie inhoud). De Confessiones kan wellicht beter beschouwd worden als behorend tot een genre dat aangeduid wordt met het Griekse woord protreptikos, dat ‘opwekkingsliteratuur’ betekent. Het Latijnse equivalent hiervoor is exhortatio. In boek 10, paragraaf 4 verwoordt Augustinus zelf de bedoeling van zijn tekst: ‘Deze belijdenis lezen en horen wekt het hart op om niet in wanhoop in te slapen en te zeggen: “Dat kan ik niet!”, maar om wakker te worden in liefde voor Uw barmhartigheid en in de weldaad van Uw genade’ [ed. 2017: 15-17]. In de vertaling van Sizoo: ‘Wanner die [mijn belijdenissen] gelezen en gehoord worden, wekken zij het hart op dat het niet slaapt in wanhoop en zegt: “Ik kan niet”, maar dat het ontwaakt in liefde tot Uw ontferming en in de liefelijkheid van Uw genade’ [ed. 1965: 204-205].

 

Situering / datering

 

Augustinus begon zijn Confessiones te schrijven in 397. Hij is dan 43 jaar oud, zes jaar priester en twee jaar bisschop. Hij voltooide de tekst rond 403. Sleddens baseerde zijn vertaling  op de Latijnse tekst die bezorgd werd door Luc Verheijen O.S.A. in de serie Corpus Christianorum Series Latina 27 (Turnhout, 1981).

 

Inhoud

 

In de eerste negen boeken beschrijft Augustinus de meer dan veertig jaren van zijn eigen leven, en meer bepaald de weg die leidde naar zijn bekering tot het christendom. Boek 9 eindigt met de dood van zijn moeder Monica. In het 10de boek maakt hij de balans op van zijn innerlijke toestand op het ogenblik dat hij zijn belijdenissen schrijft, daarbij een flink aantal bladzijden wijdend aan het geheugen. Hij heeft nu de ‘oude mens afgelegd’ en begint te verhalen over de opbouw van een nieuw leven. In de laatste drie boeken mediteert hij over de betekenis van het scheppingsverhaal. De twee laatste boeken (12 en 13) bewegen zich vooral rond de eerste twee hoofdstukken van Genesis: Augustinus denkt na over de schepping in de tijd. In boek 12 interpreteert hij de beginregels van de Bijbel. In boek 13 presenteert hij een allegorische interpretatie van het scheppingsverhaal [ed. 2017: 24-25 / 27].

 

Thematiek

 

De tekst bevat veel autobiografisch materiaal, maar er is meer. Het is Augustinus vooral te doen om de vraag wie zijn God voor hem is en hoe deze God door alle ervaringen heen bezig was om hem te scheppen naar zijn beeld en gelijkenis. ‘Hier raken we aan de tweevoudige betekenis van Belijdenissen en van het Latijnse Confessiones. De eerste en voor ons doorgaans enige betekenis van  belijden (en van het Latijnse confiteri) is bekennen, erkennen en toegeven van fouten. De andere betekenis is prijzen, met de daarbij horende lofprijzing’ [ed. 2017: 21-22]. Zoals Augustinus het zelf verwoordt in boek 6, paragraaf 8: ‘Dit geloof was soms sterker, soms zwakker, maar ik heb altijd geloofd  dat U bestaat en dat U voor ons zorgt, al wist ik niet hoe ik over U moest denken of welke weg de mensen naar U toe leidde of naar U terugbracht’ [ed. 2017: 117].

 

Receptie

 

‘Zijn [Augustinus’] invloed won in de 5e en 6e eeuw veld over het gehele christelijke westen en werd tot het kenmerkend geestelijk erfgoed van de gehele middeleeuwen’ [Störig I 1972: 216].

 

Profaan / religieus?

 

Manifest religieus.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

‘The Confessions is one of the greatest books ever composed in Latin, famous not only for its deep religious fervor and its tumultuous emotions, but for its psychological insight and its vast descriptive powers’, aldus The Reader’s Companion to World Literature [1973, p. 124]. Leen Huet schreef in 2001: ‘De Belijdenissen (…) getuigen van een groot retorisch talent. Ze getuigen ook van een groot psychologisch inzicht; soms lijkt Augustinus de Marcel Proust van zijn tijd, wanneer hij gevoelens en gewaarwordingen tot in hun fijnste nuances ontrafelt’. En Sam De Graeve was slechts een héél klein beetje minder enthousiast: ‘Belijdenissen is een stilistisch pareltje. Ja, hij slijmt nogal veel bij die God van hem, maar wie verder leest, vindt een zelden gezien amalgaam van zeer precieze psychologische portretten, accurate beschrijvingen van wurgende onzekerheid, vernuftige inzichten, interessante en confronterende vragen, kortom, alles wat je van een goed boek verwacht’. Slijmen bij Onze Lieve Heer doet Augustinus inderdaad haast constant in de Confessiones, en de tekst bevat zeker wel een aantal boeiende passages, maar wie eerlijk is, zal toch ook moeten erkennen dat er daarnaast sprake is van een flinke dosis wollige ballast en drukkende wijdlopigheid.

 

We willen niet recalcitrant overkomen, maar persoonlijk vonden wij Augustinus, vooral in de eerste tien autobiografische boeken, een beetje overkomen als een nogal droogstoppelige nerd of salongeleerde, die misschien wel ‘een groot psychologisch inzicht’ en ‘een groot retorisch talent’ had, maar die wanneer het op zijn strikt persoonlijke gevoelsleven aankwam, weinig of geen blijk gaf van warme gevoelens of fijne gewaarwordingen. Typerend daarvoor is wat hij schrijft (of beter: net niét schrijft) over de vrouw waarmee hij samenleefde en bij wie hij een zoon had. In boek 4, paragraaf 2 luidt het beknopt:

 

'In die jaren leefde ik samen met een vrouw. Wij waren niet getrouwd, mijn zoekende en ontembare hartstocht had haar opgespoord. Maar zij was de enige, ik was haar trouw. Zo weet ik uit eigen ervaring wat het verschil is tussen een verbond van twee mensen met het oog op kinderen en een verbond op basis van lust waar onbedoeld toch een kind geboren wordt waar je dan natuurlijk ook van houdt' [ed. 2017: 77].

 

En in de volgende alinea gaat het meteen over iets anders. Die vrouw wordt niet eens met name genoemd. De zoon wel: Adeodatus. Pas in boek 6, paragraaf 25, vernemen we weer iets over deze dame:

 

'De vrouw met wie ik leefde, werd van mijn zijde weggerukt omdat ze een belemmering zou zijn voor mijn huwelijk. Ze bleef van mij houden en dat deed mijn hart breken. Het liep een wonde op en deze wonde bleef bloeden. Ze was teruggegaan naar Afrika met de belofte aan U om geen andere man meer te kennen. De natuurlijke zoon die ik bij haar had, bleef bij mij. Maar ik, ongelukkige, volgde deze vrouw niet na. Ik kon het uitstel niet aan om pas na twee jaar de vrouw te hebben die ik ten huwelijk had gevraagd, want ik was geen minnaar van het huwelijk, maar slaaf van mijn begeerte. Daarom nam ik een andere vrouw, zij het niet als echtgenote natuurlijk. Zo moest de ziekte van mijn ziel zich voorttrekken en in stand worden gehouden, even sterk als voorheen of misschien nog wel sterker, met de steun van een niet onderbroken gewoonte, om dan te worden binnengebracht in het rijk van het huwelijk. Maar de wonde in mij door het wegsnijden van mijn eerste partner genas niet. Ze raakte ontstoken en deed hevig pijn. Vervolgens begon ze te zweren, een pijn die misschien wel wat minder hevig was, maar ook wanhopiger' [ed. 2017: 129-130].

 

Over die ‘andere vrouw’ vernemen we verder al helemaal niets, en vergeleken bij de vermeldingen die Augustinus’ moeder Monica krijgt, valt de aandacht voor de ‘eerste partner’ gewoonweg beschamend uit. Niks geen warme woorden (die het stichtelijk-autobiografische betoog van de Confessiones wat menselijker hadden kunnen maken), nee, ondanks die ‘niet genezende wonde’, was het allemaal zondig en toegeven aan de begeerte. Sint-Augustinus was blijkbaar wel een liefhebbende zoon (al dan niet lijdend aan een Oedipus-complex), maar als liefhebbende partner komt hij heel wat minder geslaagd over. ‘Ik was verliefd op de liefde,’ schrijft hij dan ook ad rem in boek 3, paragraaf 1 [ed. 2017: 61].

 

In de Confessiones wordt overigens twee maal verwezen naar de H. Antonius Abt. Zie voor deze passages boek 8, paragrafen 14-15 [ed. 2017: 163-165], en boek 8, paragraaf 29 [ed. 2017: 173].

 

Geraadpleegde lectuur

 

  • Hans Joachim Störig, Geschiedenis van de filosofie. Deel I, Prisma-boeken nr. 409, Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1972, pp. 215-223.
  • Lillian Herlands Hornstein e.a., The Reader’s Companion to World Literature. The New American Library, New York, 1973 (2nd edition), p. 124.
  • Anoniem, Kerkvaders – Algemene inleiding door de Benedictinessen van Bonheiden. Abdij Bethlehem, Bonheiden, 1980, pp. 272-277.
  • Johan Verstraeten, in: Boekengids, jg. 64, nr. 2 (maart 1986), pp. 123-124 [recensie van de vertaling van Gerard Wijdeveld uit 1985 (3de druk)].
  • Leen Huet, “Van heidens redenaar tot kerkvader – Het rusteloze bestaan van Aurelius Augustinus”, in: De Morgen / Boeken, 7 november 2001, p. 26.
  • Sam De Graeve, “Trouwen of nadenken”, in: De Standaard der Letteren, 31 maart 2006, p. 12.

 

[explicit 25 december 2019]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram