Jheronimus Bosch Art Center
Datering
Circa 1250
Moderne editie
E. Rombauts e.a. (eds.), "Ferguut - Uitgegeven met inleiding en aantekeningen", 's-Gravenhage, 1982 (2)
Taal
Middelnederlands

Ferguut (anoniem) circa 1250

[Teksteditie: E. Rombauts, N. De Paepe en M.J.M. de Haan (eds.), Ferguut – Uitgegeven met inleiding en aantekeningen. Nijhoffs Nederlandse Klassieken, Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage, 1982 (2de herziene druk) = Ferguut ed. 1982]

 

Auteur

 

Anoniem.

 

Genre

 

Een berijmde Middelnederlandse Arturroman.

 

Situering / datering

 

Ferguut (5604 verzen) bleef bewaard in één handschrift dat deel uitmaakt van een convoluut (Leiden, Universiteitsbibliotheek, Ltk. 191) waarin nog vijf andere Middelnederlandse teksten bewaard bleven. De tot dit convoluut behorende handschriften dateren alle uit de veertiende eeuw, het handschrift van de Ferguut wordt door Obbema gedateerd circa 1320/30 [ed. 1982: 41, Obbema 1996: 78]. De oorspronkelijke versie werd geschreven circa 1250 in Vlaanderen [Kuiper 1989: 56 / 67 = lokalisering in Zuid-Oost-Vlaanderen, 1250 als veilige terminus ante quem, Zemel 1993: 181].

 

Tot vers 2592 is de Ferguut een licht bekortende vertaling van de Franse Arturroman Fergus, die rond 1200 geschreven werd door ene Guillaume le Clerc. Na vers 2592 gaat het om een vrije bewerking [ed. 1982: 10, Zemel 1993: 184]. De Fergus is in feite een ‘ancestrale roman’ die hoogstwaarschijnlijk geschreven werd in opdracht van de Schotse markgraaf en Engelse baron Alain van Galloway, de achterkleinzoon van Fergus. Deze laatste was de zoon van de Viking Sumerlidi Hauldr en werd door de Schotse koning David I (1084-1153) tot prins van Galloway benoemd. Alain van Galloway huwde overigens met Margueritte, achterkleindochter van de Schotse koning David I. Op die manier is de literaire Fergus, die van onbehouwen zoon van een hereboer evolueert tot ridder van de Ronde Tafel en uiteindelijk huwt met koningin Galiene, op symbolische wijze een eerbetoon aan het geslacht van Alain van Galloway, welke laatste ook afstamde van een ruwe Viking en uiteindelijk tot de hoogste adellijke kringen ging behoren (hoewel hij geen koning werd zoals de literaire Fergus) [ed. 1982: 11 / 20]. Deze historische achtergronden (inclusief allerlei verwijzingen naar de ‘couleur locale’) werden door de Middelnederlandse bewerker ofwel niet herkend, ofwel totaal verwaarloosd [ed. 1982: 20].

 

Inhoud

 

Zie voor een overzicht (en een vergelijking met de Franse brontekst) ed. 1982: 21-34.

 

Eerste episode (verzen 1-250) : de jacht op het witte hert

 

Koning Artur houdt met Pinksteren een hofdag in zijn burcht Caradigaen. Er zijn talrijke ‘hoofse en goede’ ridders van de Ronde Tafel aanwezig, onder meer de ‘voortreffelijke en volmaakt hoofse’ heer Gawain (Walewein). Koning Artur krijgt het idee om in de wouden op het witte hert te gaan jagen en belooft een gouden beker aan de ridder die erin slaagt het witte hert te vangen. Het wordt een lastig karwei, want het dier slaagt er voortdurend in te ontsnappen. Alleen Pertsevale (Parsifal) weet het dier tot diep in de bossen en moerassen te achtervolgen en uiteindelijk ook te doden. Als de anderen hem ingehaald hebben, krijgt Pertsevale van Koning Artur de gouden beker. Hij schenkt de beker echter onmiddellijk aan Gawein en iedereen is gelukkig omwille van dit hoofse gebaar. Omdat het al avond is, besluit men in het woud te overnachten.

 

Tweede episode (verzen 251-1148) : boer zoekt koning

 

De volgende dag rijden Artur en zijn ridders langs de vlakbij de zee gebouwde, versterkte hoeve van Somilet, een rijke dorper (hereboer). Diens oudste zoon, Ferguut, is net aan het ploegen en verbergt zich, uit schrik voor de passerende ridders. Via een gesprek met een achterop geraakte schildknaap verneemt hij dat het om de koning en zijn hofhouding gaat, en meteen besluit hij de koning achterna te gaan om ook ridder te worden. Met brutale en zelfs vulgaire spot (‘hoerenzoon’) wil zijn vader hem terug naar de akker jagen, maar zijn moeder, die wijst op haar adellijke afkomst, steunt hem in zijn voornemen. De vader draait bij en geeft zijn zoon een trotse hengst en een oude, verroeste wapenuitrusting.

 

Op weg naar het hof wordt Ferguut door vier dieven overvallen. Twee jaagt hij echter op de vlucht en twee houwt hij het hoofd af. De bloedige trofeeën hangt hij aan zijn zadel. Zo rijdt hij Arturs hof binnen. Met paard en al rijdt Ferguut tot voor de troon van de koning. Deze groet de jongeling nochtans op hoofse wijze en Ferguut deelt mee dat hij tot het gevolg van Artur wil behoren en hem wil bijstaan met raad en daad. Ridder Keye drijft daarop de spot met Ferguut en daagt hem uit om op de Zwarte Rots een sluier en een hoorn te gaan halen, al zal hij dan wel eerst de zwarte ridder moeten verslaan die tot nog toe niemand heeft kunnen overwinnen. Gawein is razend kwaad op Keye omwille van diens onhoofs gedrag, maar Ferguut wil absoluut de opdracht aanvaarden. Hij vraagt de koning toestemming om te vertrekken, en krijgt die.

 

Ondertussen is het al nacht geworden en het begint hard te regenen. Ferguut krijgt onderdak van een jonkvrouw die de dochter van een kamerheer van Artur blijkt te zijn. Als de kamerheer, een hoofse man, thuiskomt, eten ze, en als Ferguut zit te bluffen dat hij iedere ridder van de Ronde Tafel aan zou kunnen, begrijpt de kamerheer dat deze Ferguut zich dwaas en dorpers gedraagt. Hij geeft de jongen echter de raad zich de volgende dag door Koning Artur tot ridder te laten slaan, en uit eerbied voor de wijsheid van deze man volgt Ferguut deze raad op.

 

De volgende dag wordt Ferguut aan Arturs hof inderdaad tot ridder geslagen, al is de jongen ervan overtuigd dat hij nu een tweede keer ridder wordt, want hij meent dat zijn vader hem reeds ridder maakte. Het tot ridder slaan gebeurt nadat Gawein erop gewezen heeft dat Keye ten onrechte met de knaap gespot heeft en hij herinnert eraan dat Keye indertijd ook met Pertsevale gespot heeft (Pertsevale/Parsifal is ook een boerenzoon die het tot ridder van de Ronde Tafel geschopt heeft). Gawein stelt de koning voor dat Ferguut zijn geselle zou worden, maar de jongen wijst dit voorstel van de hand: hij wil tot elke prijs naar de Zwarte Rots. Hij krijgt nu van de koning een ridderuitrusting, van Gawein krijgt hij een paard en van Pertsevale een zwaard. Hij ziet er nu ridderlijker uit dan wie ook, behalve dan Gawein. Opnieuw neemt Ferguut afscheid van de koning, hij groet ook Gawein en gaat op toch naar de Zwarte Rots.

 

Derde episode (verzen 1149-2201) : Galiene en de Zwarte Rots

 

Na één dag rijden komt Ferguut tegen de avond aan een groot kasteel waar een man en een prachtig hoofs meisje aan het wandelen zijn: het zijn de jonkvrouw Galiene en haar oom. Ferguut wordt zeer hoofs ontvangen en krijgt een maaltijd en onderdak voor de nacht aangeboden. Doordat Minne (Amor) een pijl op haar afschiet, is Galiene meteen verliefd op de knappe ridder. Tijdens de maaltijd vertelt Ferguut van zijn tocht naar de Zwarte Rots. De oom van Galiene raadt hem de tocht af, maar tevergeefs natuurlijk. ’s Nachts kan Galiene maar niet in slaap raken. In een hemd en een pels gekleed trekt zij, na een zware innerlijke tweestrijd, naar de kamer van Ferguut, waar zij hem haar liefde verklaart. Zij zegt hem dat ze haar hart verloren heeft, maar de verbaasde Ferguut antwoordt dat hij niets gevonden heeft en dat hij eerst de zwarte ridder moet verslaan, later zal hij dan wel terugkeren en kan zij hem onderrichten in de liefde. Teleurgesteld keert Galiene weer naar haar kamer en zij besluit de volgende dag naar haar vader te vertrekken zonder iemand te verwittigen. De volgende ochtend zet Ferguut zijn tocht verder, nadat de oom hem de weg naar de Zwarte Rots gewezen heeft.

 

Diezelfde dag nog bereikt Ferguut zijn doel. Met veel moeite beklimt hij de Zwarte Rots, die heel steil en gevaarlijk blijkt te zijn, tot hij een kapelletje bereikt waarin de hoorn en de sluier zich bevinden. De toegang wordt bewaakt door een grote metalen boer (een dorper groet) met een stalen hamer in de hand. Ferguut bekogelt het gevaarte met stenen zodat de arm met de hamer eraf valt, en stelt dan vast dat het metalen beeld niet leeft. Hij maakt zich meester van de sluier en de hoorn waarop hij drie maal blaast. Er volgt een verwoed gevecht met de zwarte ridder. Ferguut overwint hem, maar liever dan hem te doden, stuurt hij hem naar het hof van Koning Artur, waar de overwonnene aan iedereen de groeten moet overbrengen, behalve aan Keye. Vervolgens keert Ferguut terug naar het kasteel van Galiene, waar grote verslagenheid heerst omwille van de plotse verdwijning van de jonkvrouw. Ferguut begrijpt dat dit zijn schuld is: hij heeft zich als een onhoofse, boerse dwaas gedragen door het aanzoek van Galiene af te wijzen. Hij wordt nu hopeloos verliefd op de hoofse jongedame en wil haar onmiddellijk gaan zoeken, al was het midden op de zee of in een woud vol draken.

 

Vierde episode (verzen 2202-2792) : ridder zoekt vrouw

 

Na middernacht komt Ferguut in het midden van een woud een tent tegen waarin een roofridder en een jonkvrouw liggen te slapen. De tent wordt bewaakt door een brutale, monsterlijke dwerg die Ferguuts paard met een knots tegen de grond slaat. Ferguut geeft daarop de dwerg een verschrikkelijk pak rammel, zodat de ridder en de jonkvrouw ervan wakker worden. Er volgt een gevecht tussen de ridder en Ferguut onder het licht van de maan. Ferguut overwint de ridder, schenkt hem echter grootmoedig genade en stuurt hem samen met de jonkvrouw en de dwerg naar het hof van Artur. Dan rijdt Ferguut verdwaasd verder, met alleen Galiene in zijn gedachten: hij laat zijn paard lopen waarheen het wil. De volgende dag bereikt hij ’s middags een kasteel en een brug over een breed water. Als Ferguut de brug wil oversteken, komt een roofridder uit het kasteel om als tol zijn paard op te eisen. Ferguut breekt al snel de arm van de roofridder en als deze zich gewonnen geeft, wordt ook hij naar het hof van Artur gestuurd.

 

Ferguut rijdt verder tot de volgende ochtend, zijn paard wijst nog steeds de weg. Hij heeft nu al drie dagen niet gegeten. Dan ziet hij plots vijftien roofridders die aan een tafel in open lucht zitten te eten. Ferguut gaat ongevraagd mee aan tafel zitten en eet zwijgend zijn buik rond. Daarop volgt een hevig gevecht met de vijftien roofridders: dertien van hen worden door Ferguut gedood en de twee resterenden worden naar het hof van Artur gezonden, waar ze iedereen, behalve Keye, vanwege Ferguut moeten groeten. Ferguut rijdt verder, volledig in de ban van zijn liefde voor Galiene. De verteller bezint zich over het gegeven dat de kracht van de liefde iemand heel snel kan veranderen.

 

Vijfde episode (verzen 2793-3017) : inmiddels, aan het hof

 

Allen die door Ferguut overwonnen zijn, arriveren één voor één aan het hof van Artur: de zwarte ridder, de roofridder met de jonkvrouw en de dwerg, de roofridder van de brug en de twee roofridders van de eettafel. Allen prijzen ze Ferguut als de beste ridder die er is, ze begroeten iedereen behalve Keye, en ze vragen vergiffenis. Koning Artur schenkt hen vergiffenis omdat ze door Ferguut gestuurd zijn. Op verzoek van de Ronde Tafel-ridders worden er boden uitgezonden naar alle windrichtingen om Ferguut te zoeken en te halen, maar Ferguut blijkt onvindbaar.

 

Zesde episode (verzen 3018-3606) : het Witte Schild

 

Twee jaar lang doolt Ferguut door de wouden, verdwaasd door de liefde voor Galiene. Tot hij aan een geneeskrachtige wonderbron komt die gevuld is met magische edelstenen. Door te baden in die bron komt Ferguut weer tot zichzelf, en even later komt hij aan een kapel die bewaakt wordt door een dwerg. De dwerg vertelt Ferguut dat hij het Witte Schild (een schild met allerlei magische eigenschappen) moet bemachtigen, als hij Galiene wil terugvinden, maar hij zegt er niet bij waar Ferguut het schild kan vinden. Ferguut rijdt dan verder, tot hij aan een zeearm komt, waar hij tien rovers vraagt om hem met hun schip naar de overkant te brengen. Tijdens de overtocht vallen de rovers Ferguut aan, maar tijdens een verwoed gevecht slaat hij hen allemaal dood, behalve één, die naar Artur gestuurd wordt met de bekende opdracht (iedereen groeten behalve Keye).

 

Een half jaar lang trekt Ferguut verder door het land. Tot hij een herder tegenkomt die hem de weg wijst naar het Witte Schild. Het hangt in een kasteel dat bewaakt wordt door de reuzin Pantasale en door een vuurspuwende draak. Na een bijzonder hevig dubbelgevecht worden zowel de reuzin als de draak door Ferguut gedood. Met het Witte Schild trekt hij nu verder, tot hij aan een kasteel komt. Hier woont de reus Lockefeer, de man van Pantasale. Als Lockefeer het Witte Schild ziet, begrijpt hij dat Ferguut zijn vrouw gedood heeft en hij wordt razend. Met een eik valt hij Ferguut aan en pas na een lang gevecht, dat Ferguut bijna (en zijn paard helemaal) noodlottig wordt, kan de reus onthoofd worden (dankzij de kracht van het Witte Schild).

 

Zevende episode (verzen 3607-4890) : Ferguut zoekt zichzelf

 

Op het kasteel van de reus treft Ferguut twee mooie jonkvrouwen aan die daar door Lockefeer gevangen werden gehouden om op zijn zoontje te passen. Zonder pardon verdrinkt Ferguut het reuzenkind in de slotgracht en hij temt vervolgens Pennevare, het wilde paard van Lockefeer: zo wordt hij schadeloos gesteld voor het verlies van zijn eigen paard. Vier maanden lang verzorgen de twee jonkvrouwen Ferguuts wonden en dan begint hij opnieuw naar avonturen te verlangen. De jonkvrouwen vertellen hem dat zeven mijlen verder een jonkvrouw, ene Galiene, in haar burcht Rikenstene, belegerd wordt door koning Galarant, die zich met geweld van haar land en haar persoon wil meester maken. Drie dagen na elkaar gaat Ferguut zich in de strijd mengen en telkens drijft hij de belegeraars terug. Hij maakt zich evenwel niet bekend en keert iedere avond terug naar het kasteel met de twee jonkvrouwen.

 

Galiene en Galarant besluiten uiteindelijk dat een tweegevecht tussen twee kampioenen-ridders het pleit zal beslechten. Voor Galarant zal diens neef, Macedone, vechten. Galienes vertrouwelinge, het kamermeisje Lunette, wordt naar het hof van Artur gestuurd om daar een ‘kampioen’ te zoeken die het tegen Macedone wil opnemen. Alle ridders zijn echt uitgereden om Ferguut te zoeken. Op de terugweg ontmoet Lunette in het woud Ferguut zelf, die ze echter niet kent en die zich ook niet bekendmaakt. Ferguut verneemt nu wel hoe de situatie ervoor staat en stuurt Lunette naar Galiene met de vage belofte dat haar lief haar wel zal beschermen. De volgende dag is de dag van het tweegevecht en Ferguut doodt Macedone en overwint Galarant. Galarant wordt gedwongen ich te onderwerpen aan Galiene en vervolgens naar het hof van Artur te rijden, waar hij iedereen moet groeten behalve Keye. Ferguut zelf rijdt weer weg naar het kasteel met de jonkvrouwen.

 

Achtste episode (verzen 4891-4978) : opnieuw aan het hof

 

Ondertussen arriveren de zeerover en koning Galarant aan het hof van Artur. Zij groeten iedereen vanwege Ferguut, behalve Keye, en krijgen vergiffenis.

 

Negende episode (verzen 4979-5596) : Ferguut vindt Galiene en het geluk

 

Galiene, die beseft dat zij haar rijk niet alleen kan besturen, gaat op advies van haar raadsheren aan Koning Artur een geschikte echtgenoot vragen. Artur en zijn ridders vinden Galiene de mooiste vrouw op aarde en er zal een toernooi georganiseerd worden: de winnaar zal met Galiene mogen huwen. Van een bode verneemt Ferguut het nieuws en hij vertrekt onmiddellijk naar het hof. Eerst verslaat hij Keye (die in een gracht terechtkomt met een gebroken dijbeen en bijna verdrinkt), de volgende dag verslaat hij Pertsevale en ook de volgende dagen verslaat hij een heleboel ridders, van de Ronde Tafel en uit het buitenland. De twaalfde dag moet Ferguut tegen Gawein vechten, maar dat wil hij niet, uit respect. Ferguut schenkt Gawein zijn paard Pennevare en maakt zich bekend. Iedereen is verheugd dat Ferguut eindelijk teruggekeerd is en hij wordt tot overwinnaar van het toernooi uitgeroepen. Kort daarna treden Galiene en Ferguut in het huwelijk. Het bruiloftsfeest duurt veertig dagen en daarna keren Galiene en Ferguut terug naar Rikenstene, waar zij nog lang en gelukkig leven.

 

Thematiek

 

De evolutie van een weinig hoofs, dorper personage naar hoofsheid en ridderlijkheid. De hele tekst draait rond twee polen: Ferguuts weerwraak op Keye (die hem uitlachte omwille van zijn boersheid) en Ferguuts pogingen om de liefde van Galiene (die hij eerst op weinig hoofse wijze afgewezen heeft) voor zich te winnen. Een gelijkaardige thematiek treffen we ook aan in Chrétien de Troyes’ Parsifal, in de Moriaen en in de Roman van den Riddere metter Mouwen. Belangrijke passages in verband met deze thematiek zijn de volgende.

  • Ed. 1982: 95 (verzen 1495-1512). Ferguut wijst Galiene af omdat hij vooralsnog het avontuur en vechten (ene battaelgie) belangrijker vindt dan de liefde.
  • Ed. 1982: 113 (verzen 2053-2059). Ferguut wordt zelf ook verliefd op Galiene (zij was het al op hem) en beseft nu dat hij haar onhoofs heeft behandeld.
  • Ed. 1982: 114-115 (verzen 2081-2084 / 2096-2099). Ferguut citeert (merkwaardig genoeg) een dorper spreekwoord dat zegt dat wie verwerpt wat hij makkelijk kan krijgen, zich schandelijk gedraagt. Ferguut beseft dat hij zich bezondigd heeft aan dorperhede. Zijn nature heeft hem misleid, maar dat zal nu veranderen. Toch raar, die paradox ‘dorper’ = positief, en vlak daarna ‘dorper’ = negatief.

Andere verwijzingen naar ‘dorper’ = negatief in ed. 1982: 81 (vers 1077) / 165 (vers 3655). Verwijzingen naar hoofsheid in ed. 1982: 47 (vers 66) / 65 (vers 591) / 73 (vers 825) / 78 (vers 994) / 84 (vers 1174) / 112 (vers 2009) / 117 (vers 2153) / 122 (vers 2306) / 133 (vers 2639) / 165 (vers 3657) / 171 (vers 3855) / 172 (vers 3863). Merkwaardig is daarnaast ook de humoristische, spottende toon die regelmatig in de Ferguut voorkomt en die erg modern aandoet (plus aan de Reinaert herinnert). Zie onder meer ed. 1982: 125 / 130 / 131.

 

Receptie

 

Hofliteratuur.

 

Profaan / religieus?

 

Profaan.

 

Geraadpleegde literatuur

 

  • Janssens 1977: J.D. Janssens, “De ‘Fergus’ en de ‘Ferguut’ – Marginalia bij de nieuwe Ferguut-editie”, in: Spiegel der Letteren, jg. 19 (1977), nr. 3-4, pp. 280-288.
  • Kuiper 1989: Willem Kuiper, Die Riddere metten witten scilde – Oorsprong, overlevering en auteurschap van de Middelnederlandse Ferguut, gevolgd door een diplomatische editie en een diplomatisch glossarium. Schiphouwer en Brinkman, Amsterdam, 1989.
  • Kwakkel/Mulder 2001: Erik Kwakkel en Herman Mulder, “Quidam sermones – Mystiek proza van de Ferguut-kopiist (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 3067-73)”, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, deel 117 (2001), afl. 2, pp. 151-165.
  • Morel van Mourik 1987: W.H. Morel van Mourik, “De afkomst van Ferguut”, in: Literatuur, jg. 4, nr. 2 (maart-april 1987), pp. 69-77.
  • Obbema 1996: Pieter Obbema, De middeleeuwen in handen – Over de boekcultuur in de late middeleeuwen. Verloren, Hilversum, 1996.
  • Zemel 1989: R.M.T. Zemel, “Het vergeten vergrijp van Galiene”, in: Spektator, jg. 18, nr. 4 (maart 1989), pp. 262-282.
  • Zemel 1993: R.M.T. Zemel, “Ene behagele coninginne – Over de heldin van de Ferguut en haar voorgangsters”, in: Spektator, jg. 22 (1993), nr. 3, pp. 181-197.

 

[explicit 30 september 1996]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram