Jheronimus Bosch Art Center
Datering
1513-15 / circa 1533
Moderne editie
A.M. van Lith-Droogleever Fortuijn, J.G.M. Sanders en G.A.M. Van Synghel (eds.), "Kroniek van Peter van Os - Geschiedenis van 's-Hertogenbosch en Brabant van Adam tot 1523", Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag, 1997
Taal
Middelnederlands

Kroniek van Peter van Os (Peter van Os) 1513-15/ ca.1533

[Teksteditie: A.M. van Lith-Droogleever Fortuijn, J.G.M. Sanders en G.A.M. Van Synghel (eds.), Kroniek van Peter van Os. Geschiedenis van ’s-Hertogenbosch en Brabant van Adam tot 1523. Rijks Geschiedkundige Publicatiën – Kleine Serie – nr. 87, Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag, 1997 = Kroniek van Peter van Os ed. 1997]

 

Genre

 

Een laatmiddeleeuwse stadskroniek (correcter wellicht: een mengvorm van stadskroniek en gewestelijke kroniek), geschreven in Middelnederlands proza met hier en daar Latijnse passages.

 

Auteur

 

De stadssecretaris Peter van Os, werkzaam in de stedelijke secretarie van ’s-Hertogenbosch van 1483 tot 1542, schreef folium 1r tot folium 384v. Dan neemt plots (in het schepenjaar 1514) een andere, anonieme hand het over voor de laatste tien folia, van 385r tot 396r. Peter van Os (Petrus Johannis Rutgerss. de Os) werd vermoedelijk geboren tussen 1460 en 1470 (en was dus een iets jongere generatiegenoot van Jheronimus Bosch). Hij begon als klerk bij secretaris Franco van Langel (die overleed in 1497) en promoveerde in 1498 zelf tot stadssecretaris. In 1500 werd hij ook notaris, een ambt dat hij uitoefende tot 1536. Vanaf 1496/97 was hij opgenomen in de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap (waarvan ook Bosch lid was). Van Os stierf in 1542, toen hij nog steeds stadssecretaris was.

Van Os voerde de titel van magister (tegenwoordig de graad van master). We weten niet aan welke universiteit hij studeerde. Hij huwde tweemaal, eerst met Henrikske, dochter van Franco van Langel, en na haar dood met een andere Hendrikske, namelijk Hendrikske van der Heze. Hij had twee zonen en een dochter. De ene zoon, Peter van Os junior, werd ook stadssecretaris, en de andere zoon, Jan, was priester.

 

Situering / datering

 

Het handschrift is eigendom van het Rijksarchief in Noord-Brabant (’s-Hertogenbosch) en wordt bewaard door de Katholieke Universiteit Brabant (KUB) te Tilburg (Brabantica-collectie, hs 339a H3). Zie voor de volledige titel en voor de later toegevoegde titel (op de rug van de band) ed. 1997: XII. Dit handschrift is een autograaf. Er is ook nog een achttiende-eeuws afschrift bewaard gebleven (nu in het archief van de abdij van Tongerlo). De schrijfactiviteiten van Van Os vallen in de periode 1513-15. De tweede scriptor heeft de kroniek aangevuld tot 1523, maar misschien gebeurde dit pas een decennium of meer later dan 1523.

Wat de door Van Os gebruikte bronnen betreft: voor het materiaal over het hertogdom Brabant en de gebieden erbuiten is de belangrijkste bron de Alderexcellentste Cronyke van Brabant (voor het eerst gedrukt in 1497). Voor ’s-Hertogenbosch en de Meierij putte hij uit een cartularium. En voor het materiaal over zijn eigen tijd gebruikte Van Os beide vorige bronnen, maar ook zijn eigen waarnemingen en op andere wijze verkregen inlichtingen.

 

Inhoud

 

Kortweg: de geschiedenis van de stad ’s-Hertogenbosch vanaf de Schepping tot het jaar 1515, respectievelijk 1523. De kroniek omvat drie delen. Het eerste deel (fol. 1-3) is een beschrijving van het hertogdom Brabant. Het tweede deel (fol. 4-41) beschrijft de afstamming van de hertogen van Brabant, beginnend met Adam. Het derde deel (fol. 42 e.v.) is een chronologische geschiedenis van ’s-Hertogenbosch vanaf 1200, ingekaderd in de geschiedenis van de Meierij en het hertogdom Brabant. Dit derde deel wordt gstructureerd volgens het schepenjaar (dat telkens liep van 1 oktober tot 1 oktober). Binnen ieder schepenjaar worden de belangrijkste gebeurtenissen geplaatst en worden ook oorkonden en pacten samengevat.

 

Thematiek

 

Van Os was, gezien zijn functie, sterk politiek, financieel-economisch een juridisch geïnteresseerd en deze terreinen zijn dan ook goed vertegenwoordigd.

 

Receptie

 

Zeer duidelijk stadsliteratuur. Waarschijnlijk was de stadsmagistraat de opdrachtgever en heeft het handschrift voornamelijk gecirculeerd in de kringen van de Bossche stadsbestuurders. Het gegeven dat de Kroniek van Peter van Os in de latere (Bossche) geschiedschrijving opvallend weinig sporen heeft nagelaten, bevestigt dit.

 

Profaan/religieus?

 

Profaan.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

Toen wij dit boek lazen, enkele jaren geleden reeds, moet dat zo’n beetje de teleurstelling van het jaar geweest zijn. Zodanig zelfs dat we nu pas ertoe komen onze aantekeningen erover te verwerken. Want stel je voor! Een kroniek over ’s-Hertogenbosch, geschreven in 1513-15 (Bosch overleed in 1516) door een iets jongere tijdgenoot van Bosch die óók lid was van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap, en Bosch dus ongetwijfeld persoonlijk moet gekend hebben! Bovendien – en klap op de vuurpijl – is uit recent onderzoek gebleken dat Peter van Os kort na 1500 hoogstwaarschijnlijk een triptiek besteld heeft bij Bosch! Het betreft hier de Ecce Homo-triptiek uit het Museum of Fine Arts te Boston, die in de Bosch-literatuur bekend staat als een werk uit het atelier van Bosch. Op het linkerbinnenluik staat Peter van Os afgebeeld en op het rechterbinnenluik zijn eerste vrouw Henrixke van Langel met hun eerste, als baby gestorven kind. Op het linkerbuitenluik zien we bovendien de schoonvader van Peter van Os, Franco van Langel en zijn drie zonen en op het rechterbuitenluik de schoonmoeder en een aantal dochters [zie voor de gegevens omtrent deze triptiek: G.C.M. van Dijck, Op zoek naar Jheronimus van Aken alias Bosch. De feiten: familie, vrienden en opdrachtgevers, Zaltbommel, 2001, pp. 59-60].

 

Dus natuurlijk kende Peter van Os Jheronimus Bosch persoonlijk! Dus natuurlijk gingen wij in diens kroniek nog eens ontdekkingen doen! En in de inleiding bij de editie stond dan ook nog eens vermeld dat Van Os de periode die hij zelf bewust meemaakte, namelijk het vierde kwart van de vijftiende eeuw en de eerste twee decennia van de zestiende eeuw, het meest uitvoerig belicht [ed. 1997: XI]. Jan Sanders [in Bijsterveld e.a. 1998: 99] signaleert hetzelfde en voegt daar nog aan toe: ‘Deze gebeurtenissen beschrijft Van Os wat gedetailleerder en met wat meer emoties, maar nuchterheid, afstandelijkheid en objectiviteit blijven de boventoon voeren. Hij dist geen roddelverhalen op en voert geen verzinsels ten tonele’. Wij helemaal lekker uiteraard.

 

Wel, het resultaat was: noppes, nihil, nada. Maar dan ook werkelijk niks! Jeroen van Aken alias Jheronimus Bosch, de beroemde schilder (in zijn tijd al en zeker rond 1500), wordt nérgens vermeld en van zaken die interessant zouden kunnen zijn in verband met zijn schilderijen, is ook al geen spoor te bekennen. ‘Interessant is wat wordt weggelaten, een punt van nader onderzoek’, noteert Marijke Carasso-Kok in haar recensie van de editie. Inderdaad: waarom spreekt Peter van Os niet over zijn succesvolle stadgenoot die opdrachten kreeg van de hoogste Nederlands-Bourgondische adel? Misschien heeft het te maken met het feit dat Van Os’ kroniek bedoeld was voor intern gebruik door de stadsbestuurders, en die wisten zelf al alles over Bosch, dus waarom het nog eens extra vermelden? Of misschien konden Van Os en Bosch elkaar wel niet luchten, ondanks die bestelling van een triptiek. Of net door de bestelling van die triptiek: was er om een of andere reden ruzie ontstaan? Wie zal het zeggen?

 

Een grote teleurstelling dus, temeer omdat die Peter van Os een ontzettende zeurkous blijkt te zijn. En dat vinden wij niet alleen, hoor. Reeds in de inleiding bij de editie wordt over het derde (en grootste) deel van de kroniek gesteld: ‘Het resterende deel is een sobere, afstandelijke beschrijving waarin hij de feiten droog presenteert, met een heilig respect voor het document. Het enige moment waarop hij emotie en betrokkenheid toont is bij de beschrijving van de Gelderse oorlogen. Slechts bij hoge uitzondering treffen we een persoonlijke noot aan’ [ed. 1997: XXXIV]. Elders [in Bijsterveld e.a. 1998: 110] zegt Annemarie van Lith-Droogleever Fortuijn, de hoofd-tekstbezorgster: ‘Peter van Os was geen meeslepend schrijver. Hoewel het onbekend is waarom hij zijn kroniek heeft geschreven, is het toch niet waarschijnlijk dat hij er één ogenblik bij heeft stilgestaan of zijn verhaal wel boeiend zou zijn’. Nou: sic hoor! En Geertrui Van Synghel, één van de andere tekstbezorgsters, stelt dat Van Os’ stijl niet bijdraagt aan ons leesgenoegen en schrijft zelfs letterlijk: ‘Wanneer we de gehele kroniek doorgeworsteld hebben – ik zou gezien het voorgaande niet meer durven spreken van lezen … ‘ [Bijsterveld e.a. 1998: 105]. Sic bis: doorworstelen, dat is inderdaad het juiste woord. Een mens moet er wat voor over hebben om Bosch te bestuderen.

 

Geraadpleegde lectuur

 

  • Bijsterveld e.a. 1998 = Arnoud-Jan A. Bijsterveld, Jan A.F.M. van Oudheusden en Robert Stein (red.), Cultuur in het laatmiddeleeuwse Noord-Brabant. Literatuur – Boekproductiee – Historiografie. Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, ’s-Hertogenbosch, 1998 [met bijdragen van Jan Sanders, Geertrui Van Synghel, Annemarie van Lith-Droogleever Fortuijn en Robert Stein die specifiek over de Kroniek van Peter van Os handelen].
  • Marijke Carasso-Kok, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, deel 114 (1999), afl. 2, pp. 252-254 [recensie van de editie-1997].
  • Johanna Maria van Winter, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, deel 115 (2000), afl. 2, pp. 281-282 [recensie van Bijsterveld e.a. 1998].
  • P. Bange, “Van zwanen en Trojanen”, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 113 (2000), nr. 1, pp. 95-96 [recensie van Bijsterveld e.a. 1998].

 

[explicit 19 augustus 2006, aangevuld op 1 augustus 2012]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram