Jheronimus Bosch Art Center
Datering
1513?
Moderne editie
W.L. Braekman (ed.), "Der Scaepherders Kalengier (...)", Vroege Volksboeken uit de Nederlanden - deel 5, Uitgeverij Marc van de Wiele, Brugge, 1985
Taal
Middelnederlands

Der Scaepherders Kalengier (anoniem) 1513?

[Teksteditie (facsimile): W.L. Braekman (ed.), Der Scaepherders Kalengier. Een Vlaams volksboek naar het unieke exemplaar van de Antwerpse druk door Willem Vorsterman van 1513, bezorgd en ingeleid. Vroege Volksboeken uit de Nederlanden – deel 5, Uitgeverij Marc Van de Wiele, Brugge, 1985 = Der Scaepherders Kalengier ed. 1985 (NK 1258)]

 

Genre

 

Een postincunabel, meer bepaald een Middelnederlandse combinatie van een kalender en een almanak. Een kalender (in het Middelnederlands calendier of calengier) bestaat meestal uit een reeks van twaalf tabellen (één voor elke maand) met summiere aanduiding van elementaire astronomische gegevens, van de dagheiligen en van bijzondere feesten. Worden hieraan allerlei andere gegevens toegevoegd (medische adviezen, weerprognoses, toekomstvoorspellingen enzovoort), dan spreekt men van een almanak. Dit soort teksten wordt tegenwoordig beschouwd als artesliteratuur.

 

Auteur

 

Anoniem.

 

Situering/datering

 

Van deze hoogstwaarschijnlijk door Willem Vorsterman te Antwerpen gedrukte postincunabel bleef slechts één exemplaar bewaard, in de Universiteitsbibliotheek te Gent (signatuur: Res. 1076). Braekman, de moderne tekstbezorger, geeft als datering 1513, Jansen-Sieben houdt het op 1514/1515. Aangezien de lijst met zon- en maaneclipsen loopt van 1506 tot 1541, veronderstelt Waterschoot terecht een voorganger van deze druk.

 

Inhoud

 

In de proloog van de translatoer vernemen we dat de mens volwassen is op 36-jarige leeftijd en dat hij normaal 72 jaar wordt, als hij tenminste wijs en verstandig leeft. Schaapherders kennen allerhande manieren om gezond oud te worden. In de proloog van de scaepherder leren we dat een mensenleven kan ingedeeld worden in twaalf perioden van zes jaar, naar analogie met de maanden van het jaar, of in vier perioden van achttien jaar, naar analogie met de vier seizoenen. Volgt dan een kalender van de twaalf maanden met onder meer de naamdagen van de heiligen en allerlei raadgevingen in verband met eten, drinken, aderlaten, enzovoort.

Verder nog de volgende afdelingen: de astrologische tekens en hun verband met de delen van het menselijk lichaam, tabellen om onder meer de zondagletter, het gulden getal en de paasdatum te vinden, afbeeldingen van gehele of gedeeltelijke zon- en maaneclipsen en hun datum (gaande van 1506 tot 1541), een hoofdstuk over aderlaten, hoe de schaapherders herkennen of iemand gezond, ziek of ziekelijk is, een gezondheidsleer voor elk van de vier seizoenen, een astronomisch traktaat over de aardbol, een berijmd traktaat over de zeven planeten en over de eigenschappen van de mensen die onder hen geboren zijn, een tabel om te weten welke planeet op welke dag en op welk uur regeert, de lichamelijke en geestelijke kenmerken van de vier temperamenten, medische raadgevingen in verband met de twaalf astrologische tekens, de ‘woonsten’ of ‘aspecten’ van de twaalf astrologische tekens en de kenmerken van de personen die onder hun invloed geboren zijn.

Zie voor een uitgebreider inhoudsoverzicht ook ed. 1985: 14-17.

 

Thematiek

 

Ten onrechte beschouwt men vaak Der Scaepherders Kalengier als een klakkeloze vertaling uit het Frans. Dat dit laatste niet het geval is blijkt uit het hoofdstukje [pp. 8-11] waarin Braekman deze postincunabel vergelijkt met een Franse druk uit 1500. In zijn recensie van de ed. 1985 noteert Waterschoot: ‘De auteur van de Nederlandse Kalengier heeft mogelijk gestreefd naar een meer “wetenschappelijke” aanpak dan zijn Franse collega: de puur moraliserende stukken uit het Franse voorbeeld werden weggelaten (p. 9) en het reeds vermelde astronomische traktaat is nieuw. De intenties van de Vlaamse auteur, zijn houding tegenover de Franse tekst en zijn mogelijke andere bronnen zijn boeiende stof voor verder onderzoek’.

Pleij signaleert dat West-Europa rond 1500 vanuit Frankrijk wordt overspoeld door een golf van schaapherderskalenders in alle talen. Hij wijst er ook op dat herders een goede reputatie hadden: door vaak ’s nachts onder de blote hemel te verblijven, waren zij vertrouwd met de loop en (veronderstelde) invloeden van sterren en planeten, bij de geboorte van Christus hadden zij een opvallend positieve rol gespeeld en Christus zelf werd een Goede Herder genoemd [Pleij 1990: 53].

 

Receptie

 

Waterschoot noteert: ‘Ik zou aarzelen deze materie “een stuk volkscultuur” (p. 5) te heten. Vooreerst moet de Kalengier een duur boek geweest zijn met zijn moeilijke kopij en zijn 43 houtsneden. Maar er is vooral de inhoud: het hele astronomische traktaat (f. F1r-G5v) is, ook voor de moderne lezer, allesbehalve gemakkelijke lectuur; die zal ook in de zestiende eeuw voor een elitair publiek bedoeld geweest zijn. Als mogelijke bestemmelingen zie ik b.v. leden van de clerus: voor hen was raadpleging van de kalender in functie van het kerkelijk officie onontbeerlijk’. Als Antwerpse druk behoort dit boekje in elk geval tot de laatmiddeleeuwse stadsliteratuur.

 

Profaan/religieus?

 

Overwegend profaan.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

Met alle nodige respect voor het knappe editiewerk van professor Braekman: zo heel erg interessant vonden wij eerlijk gezegd deze schaapherderskalender niet. De astronomische verhandelingen die erin staan, gingen – gebaseerd als ze zijn op ontoereikende en vaak foutieve kennis van het heelal – ons petje te boven, en de astrologische weetjes en medische adviezen zijn grotendeels niet meer dan bijgeloof of flauwekul. Zoals steeds zal de in deze materie gespecialiseerde cultuurhistoricus het hier natuurlijk niet mee eens zijn, maar zo gauw het (moderne) doelpubliek een klein beetje breder wordt, zal het oordeel al snel neerkomen op zoiets als ‘gedateerde rariteiten’. Toch nog een stukje linguïstisch materiaal dat ons opviel: in het versje bij de maand december worden schaatsen stricscoenen genoemd.

 

Geraadpleegde lectuur

 

  • W. Waterschoot, “(recensie van ed. 1985)”, in: Spiegel der Letteren, jg. 29 (1987), nr. 1-2, pp. 131-133.
  • R. Jansen-Sieben, Repertorium van de Middelnederlandse artes-literatuur. HES Uitgevers, Utrecht, 1989, pp. 26-27.
  • Herman Pleij, Nederlandse literatuur van de late middeleeuwen. HES Uitgevers, Utrecht, 1990, pp. 53-55.
  • Herman Pleij, Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560. Bert Bakker, Amsterdam, 2007, pp. 610-611.

 

[explicit 8 april 2013]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram