Jheronimus Bosch Art Center
Datering
1554
Moderne editie
C. Lecoutere en W.L. de Vreese (eds.), "Een schoon historie van Turias ende Floreta (...) - Naar den Antwerpschen druk van de weduwe van Jacob van Lieveldt uit het jaar 1554 uitgegeven", Leiden, 1904
Taal
Middelnederlands

Een schoon historie van Turias ende Floreta

(anoniem) 1554

[Teksteditie: C. Lecoutere en W.L. de Vreese (eds.), Een schoon historie van Turias ende Floreta, seer ghenuechlijck om lesen. Hoe Turias die schoone Floreta ontschaecte ende hoe hy namaels coninck van Persen ghecroont werdt. Naar den Antwerpschen druk van de weduwe van Jacob van Liesveldt uit het jaar 1554 uitgegeven. Nederlandsche Volksboeken – VIII, Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, Leiden, 1904 = Turias ende Floreta ed. 1904]

 

Genre

 

Een zestiende-eeuws volksboek. Een prozaroman.

 

Auteur

 

Anoniem.

 

Situering / datering

 

Dit boekje werd in 1554 gedrukt te Antwerpen door de weduwe van Jacob van Liesveldt (zie het zestiende-eeuwse colofon op pagina 79). In 1904 bevond het enige bekende exemplaar zich in de bibliotheek van de hertog van Arenberg te Brussel. Daarvoor was de bezitter C.P. Serrure (Gent). Er is nog een oudere druk bekend (Brussel, Thomas van der Noot, 1523), doch hiervan bleven slechts vier bladen bewaard. Waar het unieke exemplaar van deze druk zich tegenwoordig bevindt, hebben wij niet kunnen achterhalen. De Arenberg-collectie werd in de jaren vijftig van de twintigste eeuw op de markt gebracht (vooral via Amerikaanse kanalen). Waarschijnlijk bevindt de druk zich nu in particulier bezit.

Al even onduidelijk is of Turias ende Floreta teruggaat op een (eventueel Franse) bron. Debaene [1977: 177] heeft gewezen op de Spaanse prozaroman La Historia del rey Canamor y del infante Turian su hijo, waarvan de Middelnederlandse druk misschien een bewerking is.

 

Inhoud

 

Wanneer Turias, de zoon van koning Canamor van ‘Persen’ van kooplieden verneemt dat Ados, de koning van de stad Sesena, een zeer mooie dochter heeft genaamd Floreta, vertrekt hij samen met een aantal ridders per schip richting Sesena. Aldaar ontvoert hij zonder veel problemen de prinses, die eerst ontstemd is, maar al gauw verliefd wordt op Turias. Wanneer een zware storm het schip verhindert de thuishaven te bereiken, zijn de ridders die Turias vergezellen, van mening dat dit komt door hun zondige gedrag tegenover Floreta en het meisje wordt tegen de zin van Turias afgezet op een rotseilandje in het midden van de zee. Zij ontmoet er de heilige kluizenares Ortaleza en diens dienstmaagd. Terug thuis kan Turias Floreta niet vergeten, en samen met zijn schildknecht reist hij op een ander schip in het geheim naar het eiland, waar hij Floreta terugvindt en weer oppikt.

 

Ten gevolge van windstilte op zee belanden zij in het land van hertog Marron, een verwant van koning Ados. Als Turias en Floreta aan land zijn, worden door het ruwe weer de kabels van het schip losgeslagen en beide geliefden belanden in het ‘kasteel der kampioenen’, waar Turias moet vechten tegen de ridder Ytannos. Wie de kamp verliest, zal de andere moeten dienen. Turias overwint Ytannos en wordt heer van het kasteel. Turias maakt kennis met hertog Marron en deze verbindt Turias en Floreta in het huwelijk. Turias moet regelmatig vechten tegen andere ridders die de nieuwe kasteelheer komen uitdagen, maar Turias wint altijd.

 

Een tijd later heeft koning Ados ruzie met Diacolo, de koning van Hongarije. Deze wilde huwen met Floreta maar gelooft niet dat zij ontvoerd werd. Tybas, de keizer van Duitsland, heeft beslist dat de twee het onder elkaar moeten uitvechten. Ados, die al oud is, vraagt echter aan hertog Marron of zijn ‘kampioen’ in zijn plaats kan vechten. Dat is in orde en Turias en Ados reizen naar de keizer, waar Turias Diacolo bevecht. Ondanks een wonderlijk harnas dat Diacolo draagt, wordt hij toch door Turias doodgeslagen. Aan het hof van de keizer bewijst men Turias veel eer en de dochter van de keizer, Exceleonesa, wordt verliefd op hem. Turias vertelt nu aan Ados dat hij diens dochter ontvoerd heeft en met haar getrouwd is. Ados voelt zich vereerd en gaat zijn dochter bezoeken op het ‘kasteel der kampioenen’. Ondertussen neemt het geflirt tussen Turias en Exceleonesa concrete vormen aan: onder een rozelaar in een prieel van het hof hebben zij seks, waarbij zij bijna door de keizer betrapt worden. Turias ontvangt dan het bericht dat zijn vader in oorlog is met twee koningen. Hij verlaat het hof van de keizer om zijn vader te gaan helpen, niet nadat hij in het prieel afscheid heeft genomen van Exceleonesa, die totaal overstuur is, temeer omdat zij zwanger blijkt van Turias. Hij belooft haar snel terug te komen en vertrekt dan.

 

Terug in het ‘kasteel der kampioenen’ vermaakt Turias zich met Floreta, waarna hij met koning Ados en hertog Marron zijn vader ter hulp snelt. De twee koningen worden verslagen, maar ondertussen wordt Floreta, die meegereisd was, door drie ridders (broers) ontvoerd. Turias reist onmiddellijk de drie broers achterna en op een brug die naar hun kasteel leidt, verslaat hij hen één voor één. Het blijkt nu dat de oudste broer, Tiban, op zoek is naar een dappere ridder om hem te helpen: hij is verliefd op een edeldame maar haar vier broers willen haar niet met hem laten huwen, tenzij hij hen met drie andere ridders kan verslaan. Dankzij Turias worden honderd ridders en hun vrouwen die door Tiban gevangen werden gehouden, vrijgelaten en Turias, Tiban en diens twee broers trekken naar het land van koning Quierijn, wiens dochter (Diomana) Tiban begeert. Turias en de zijnen verslaan de broers van Diomana en het meisje wordt meegenomen naar de stad van Tiban, alwaar het huwelijk wordt voltrokken. Turias reist met Floreta terug naar het ‘kasteel der kampioenen’.

 

Korte tijd daarna stierf koning Canamor en werd Turias koning van Persia. Hij was een goede koning en vocht menige oorlog tegen de Turken. Turias en Floreta hadden twee zonen. De ene, Canamor, kreeg het land van koning Ados, zijn grootvader langs moederskant, en vocht een oorlog uit tegen de Afrikanen. De andere, Turias jr., werd hertog van Pontis en graaf van Gracia. Turias en Floreta leefden nog 25 jaar samen en Turias stierf zeven jaar vóór Floreta.

 

Zie voor een samenvatting van de inhoud ook Debaene 1977: 174-176.

 

Thematiek

 

Blijkbaar hebben we hier te maken met een laatmiddeleeuwse, verwaterde versie van een ridderroman die via nadruk op avontuurlijke gebeurtenissen, vechtpartijen, fantastische elementen (het wonderharnas) en erotiek vooral mikt op het entertainen van een breed publiek. Opmerkelijk is de bescheiden aanwezigheid van het religieuze: door verscheidene personages wordt naar God verwezen, de stormachtige zee in het begin wordt verklaard vanuit de zondigheid van de ontvoerders van Floreta en op het rotseiland bevinden zich een kapelletje waar mirakels gebeuren en een heilige kluizenares. Nergens is dit religieuze laagje echter van enig doorslaggevend belang. De gewaagde passages die betrekking hebben op seks, worden overigens zonder uitzondering bijzonder eufemistisch verwoord: ende voorts met haer doende alle tgene dat hem beliefde, met malcanderen seer wel te vreden sijnde [ed. 1904: 8], is Ecxeleonesa gegaen onder den roselaer by Turias, daer hy sinen wil met haer gedaen heeft [50], terstont als Turias dat vernomen heeft is hy inden hof onder den roselaer neven haer comen daer si onderlinge met malcanderen veel blijschappen bedreven [58], ende als si een lange wijle met malcanderen haerder herten genoechte bedreven hadden [61], ende Turias ontwapende hem met Floreta bliscap drivende, onderlinge menich minlic woort sprekende [72].

Receptie

 

Het betreft hier een zestiende-eeuwse Antwerpse druk, dus stadsliteratuur. Dat het gaat om oppervlakkige ontspanningslectuur voor het brede publiek waarop door de intellectuelen werd neergekeken, wordt bevestigd door het feit dat het verhaal van Turias en Floreta wordt vermeld bij de (vooral voor meisjes) verderfelijke boeken in Juan Luis Vives’ De institutione feminae christianae (1524/1538): In hac Belgica Florius et Albus flos, Leonella et Canamorus, Turias et Floreta, Piramus et Thisbe. (…) Quos omnes libros conscripserunt homines otiosi, male feriati, imperiti, vitiis ac spurcitiae dediti, in queis miror quid delectet nisi tam nobis flagitia blandirentur. Eruditio non est exspectanda ab hominibus qui ne umbram quidem eruditionis viderant. Iam cum narrant, quae potest esse delectatio in rebus quas tam aperte et stulte confingunt? (hier in Vlaanderen hebben we Floris en Blancefloer, Leonella en Canamoro, Turias en Floreta, Pyramus en Thisbe. (…) Al deze boeken werden geschreven door leeghoofdige, nietswaardige, onwetende mannen die zich richten op ondeugden en vuiligheden. Ik vraag me af wat het is dat ons aantrekt in deze boeken tenzij wij onfatsoenlijkheden bekoorlijk vinden. Geleerdheid moet men niet verwachten van auteurs die nooit zelfs maar een schaduw van geleerdheid hebben gezien. En als ze verhalen vertellen, welk plezier kan men hebben van de dingen die ze verzinnen, vol leugens en dwaasheden?) [De institutione feminae christianae ed. 1996: 46-47 (Liber primus, cap. V, par. 31, regels 2-10].

 

Profaan / religieus?

 

Overwegend profaan, met zeer lichte religieuze inslag.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

In de literatuurgeschiedenissen van Knuvelder (1970) en Pleij (2007) is dit zestiende-eeuws drukje onzichtbaar. Van Mierlo [J. Van Mierlo, De Middelnederlandsche Letterkunde van omstreeks 1300 tot de Renaissance. Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden – deel II, Antwerpen-Brussel-’s-Hertogenbosch, 1940, p. 318] besteedde er nauwelijks vier nietszeggende regeltjes aan. Debaene, die er toch ruim vijf bladzijden voor over heeft, stelt welwillend: ‘Het verhaal heeft zeker kwaliteiten: het is vrij boeiend, de hoofdpersonen reageren algemeen-menselijk en we mogen de auteur een zeker psychologisch inzicht niet ontzeggen, vooral in de liefdestaferelen’ [Debaene 1977: 177].

 

Zoals zo vaak met dit soort populariserende zestiende-eeuwse drukjes het geval is, blijft ook Turias ende Floreta cultuurhistorisch interessant, maar zuiver literair-esthetisch gezien stelt het weinig voor. In onderhavig geval blijkt dat vooral uit de passage waarin de met Floreta gehuwde Turias aan het hof van de Duitse keizer zonder blikken of blozen de dochter van de keizer bezwangert, zonder dat dit later in het verhaal ook maar enigszins opnieuw ter sprake komt.

 

Geraadpleegde lectuur

 

Debaene 1977: Luc Debaene, De Nederlandse Volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1475 en 1540. Antiquariaat “Merlijn”, Hulst, 1977 (onveranderde herdruk van de uitgave Antwerpen, 1951), pp. 173-178.

 

[explicit 26 januari 2013]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram