Jheronimus Bosch Art Center
Datering
XIIId
Moderne editie
Herman W.J. Vekeman (vert.), "Hoezeer heeft God mij bemind - Beatrijs van Nazareth (1200-1268) - Vertaling van de Latijnse Vita met inleiding en commentaar", Mystieke teksten en thema's - deel 7, Kok-Altiora, Kampen-Averbode, 1993
Taal
Latijn

Vita Beatricis (anoniem) XIIId

[Teksteditie: Herman W.J. Vekeman (vert.), Hoezeer heeft God mij bemind – Beatrijs van Nazareth (1200-1268) – Vertaling van de Latijnse Vita met inleiding en commentaar. Mystieke teksten en thema’s – deel 7, Kok-Altiora, Kampen-Averbode, 1993 = Vita Beatricis ed. 1993]

 

Genre

 

Een in Latijns proza geschreven hagiografie. Beatrijs, de vrouw die het onderwerp is van deze vita, werd in 1200 geboren in Tienen. Zij was waarschijnlijk de jongste van zes kinderen en haar ouders waren niet alleen welstellend, maar ook bijzonder vroom. Als Beatrijs zes jaar oud is (in 1207), sterft haar moeder en wordt zij door haar vader toevertrouwd aan de begijnen van Zoutleeuw. In 1210 gaat zij naar de kloosterschool van de benedictinessen van Bloemendaal, in de buurt van Eerkel. In 1215 wordt Beatrijs novice in dit klooster. Ook twee van haar zusters, één van haar broers en haar vader treden in. In 1218 gaat het klooster over naar de cisterciënzer orde. In 1216 doet Beatrijs haar professie en kort daarna gaat ze voor verdere vorming een tijd naar de naburige abdij van Rameia (bij Nijvel), waar ze een goed contact heeft met de mystica Ida van Nijvel. In 1221 vertrekt Beatrijs samen met haar familie naar het mede door haar vader pas gestichte klooster Maagdendaal bij Tienen. In 1225 ontvangt Beatrijs de maagdenwijding en in 1236 vertrekt de hele familie naar het zeven jaar daarvoor (weer mede door Beatrijs’ vader) pas gestichte klooster Nazareth te Lier, waar Beatrijs in 1237 tot priorin wordt gekozen, een functie die ze tot aan haar dood in 1268 zal blijven uitoefenen. Omwille van de slechte grond waarop het gelegen was, verhuisde dit klooster in 1245 naar Brecht (ten noorden van Antwerpen) waar het zich nu nog steeds bevindt. Beatrijs zou bekend blijven onder de naam Beatrijs van Nazareth. Soms wordt ze ook Beatrijs van Tienen genoemd.

 

Auteur

 

Een anoniem gebleven cisterciënzer.

 

Situering / datering

 

Niet al te lang na de dood van Beatrijs (in 1268) schrijft een onbekende cisterciënzer haar Latijnse vita. De tekst bevat het levensverhaal van Beatrijs, dat overigens niets te maken heeft met de bekende Middelnederlandse Marialegende Beatrijs maar waarvoor de hagiograaf wel een beroep kon doen op een sindsdien verloren gegaan Middelnederlands dagboek van Beatrijs zelf. De man voerde bovendien naar eigen zeggen gesprekken met monialen uit Nazareth die Beatrijs gekend en overleefd hadden. De informatie die we in deze vita krijgen, is dus afkomstig uit eerste hand en maakt een bijzonder betrouwbare indruk. De tekst bleef volledig bewaard in vier codices [zie voor meer details ed. 1993: 30 (noot 2)] en bevat onder meer ook een Latijnse vertaling van de Middelnederlandse prozatekst die Beatrijs na 1237 schreef: Van Seuen Manieren van Heileger Minnen. De vita werd door Herman Vekeman (docent aan de Universiteit van Keulen) op verzoek van de Cisterciënzerinnenabdij O.L. Vrouw van Nazareth in Brecht in het modern Nederlands vertaald. De oorspronkelijke Latijnse tekst is bereikbaar in: L. Reypens S.J. (ed.), Vita Beatricis – De autobiografie van de Z. Beatrijs van Tienen O. Cist. 1200-1268 – In de Latijnse bewerking van de anonieme biechtvader der abdij van Nazareth te Lier voor het eerst volledig en kritisch uitgegeven, Studiën en Tekstuitgaven van Ons Geestelijk Erf – deel XV, Uitgave van het Ruusbroec-Genootschap, Antwerpen, 1964.

 

Inhoud / thematiek

 

Het leven van Beatrijs van Nazareth.

 

Receptie

 

Stichtelijke kloosterliteratuur.

 

Profaan / religieus?

 

Manifest stichtelijk-religieus.

 

Persoonlijke aantekeningen

 

Beatrijs van Nazareth was een middeleeuwse mystica. In zijn inleiding maakt Vekeman het volgende onderscheid tussen spiritualiteit en mystiek: ‘Christelijke spiritualiteit is historisch engagement op grond van een gelovig gegrepen-zijn door het Evangelie. Christelijke mystiek is de directe en passieve ervaring van Gods aanwezigheid’ [ed. 1993: 10]. Dat laatste is Beatrijs inderdaad een paar maal overkomen tijdens haar leven. Opzienbarende mirakelen of wonderen heeft zij nooit verricht, het enige onverklaarbare gegeven uit haar vita is dat op een keer alle aanwezigen heldere lichtbundels uit haar ogen zien stralen [ed. 1993: 149]. Wel heeft zij enkele malen een visioen waarbij haar een blik wordt gegund op de hemelse heerlijkheden [ed. 1993: 58-60 bijvoorbeeld, en ed. 1993: 104-107]. Beatrijs bevindt zich op deze momenten in een soort van trance, en wat zij gezien heeft, komt men slechts te weten via haar eigen mededelingen (hoogstwaarschijnlijk genoteerd in het hogere vermelde, verloren gegane dagboek). Op de achterflap van Vekemans vertaling staat te lezen: ‘Was deze vrouw een labiele hysterica? Ook de middeleeuwer kende hier zijn twijfels’. In het boek zelf wordt echter – merkwaardig genoeg – met geen gebenedijd woord gerept over deze hypothese.

 

De vraag mag volgens ons nochtans gerust gesteld worden. Uit de tekst van de vita zelf blijkt immers duidelijk dat Beatrijs een ziekelijke vrouw was die soms overvloedig uit mond of neus bloedde [ed. 1993: 110], last had van zware koortsen en verschijnselen van epilepsie of bezetenheid vertoonde. Volgens de anonieme hagiograaf is dit allemaal toe te schrijven aan de overweldigende kracht van Beatrijs’ mystieke ervaringen. Dat gaat dan zo: Of soms was het alsof ze aangegrepen werd door zeer zware koorts of met verlamming geslagen was. Ze was dan zo geraakt door de zoetheid van de hemelse vreugden dat ze beefde over haar hele lichaam, en haar gelaatskleur werd krijtwit [ed. 1993: 131 (paragraaf 203)]. Of nog: Al spoedig wierp hij [Beatrijs’ geest namelijk] haar in het ziekbed, hij matte haar geweldig af en sloeg haar schuddende ledematen één voor één met verlamming en vermagering door uitdroging. En zo had hij uiteindelijk heel haar tenger lichaam zodanig in zijn greep, dat wat ze te dragen had als gevolg van de laaiende gloed der liefde en het verlangen naar de goddelijke mysteries een soort waanzin door gepassioneerde bezetenheid leek te zijn [ed. 1993: 139].

 

Wij zouden graag eens het oordeel van een moderne psychiater over passages als deze horen, al denken wij anderzijds wel te weten welke richting de diagnose zal uitgaan. Als je eenmaal tot het besef bent gekomen dat de mystieke ervaringen van middeleeuwse vrouwen zoals Beatrijs van Nazareth grotendeels zoniet volledig toe te schrijven zijn aan een soort combinatie van godsdienstwaanzin en ziekelijke hysterie, hebben teksten als deze vita nog maar weinig interessante boodschappen te bieden voor de 21ste-eeuwse mens. Het is uiteindelijk allemaal niet veel meer dan vroom, clichématig geleuter, in de trant van: Van toen af aan en voor de duur van haar leven bleef de dienstmaagd van de Heer over volkomen zelfkennis beschikken, en met de rijke overvloed van gaven – die uit genade zowel als de natuurlijke – diende ze voortaan haar Schepper en Heer in de zuiverheid van haar geweten en de zoetheid van haar hart [ed. 1993: 95 (paragraaf 124)].

 

Jaja. En ten slotte komt alles neer op die typisch christelijke, bijzonder negatieve visie op de mens en zijn aards bestaan, waar bijvoorbeeld Nietzsche in De Antichrist al tegen fulmineerde. Steeds weer is er dat deprimerende zondebesef en knagen die verontrustende schuldgevoelens. Zelfs een vroom meisje als Beatrijs draagt voortdurend het verlangen in zich om de verdiende straffen voor haar zonden reeds hier op aarde uit te boeten, om in het uur van haar roeping smetteloos te kunnen ingaan in de aanwezigheid van haar Schepper [ed. 1993: 49 (paragraaf 40)] en terwijl de anderen haar bewonderen, is ze naar haar eigen overtuiging verachtelijker en minder waard dan de rest [ed. 1993: 145 (paragraaf 231)]. Bovendien is alles in deze vrouwenmystiek constant gericht op Christus de Bruidegom Wiens bruid men is, waarbij – nog maar eens een doorzichtig cliché van dit soort teksten – de gesublimeerde erotiek alomtegenwoordig is. Er is dan – natuurlijk metaforisch en eufemistisch – sprake van een heilzame begeerte [ed. 1993: 52 (paragraaf 45)], waarbij Christus de volheid van zijn begenadiging zeer overvloedig zou uitstorten in de beker van haar hart [ed. 1993: 56 (paragraaf 50)] en zijn gloed in haar onzegbaar is [ed. 1993: 148-149, paragraaf 239)]. En zo rustte ze met ingeslapen zinnen en bevredigde affecten voor de rest van de nacht in de armen van haar Beminde [ed. 1993: 97 (paragraaf 129)].

 

De meest opmerkelijke passage van deze vita was voor ons in feite de toch wel enigszins herkenbare uitval tegen de dwaasheid van jonge (tiener)meisjes, helemaal in het begin, waar meegedeeld wordt dat Beatrijs op school omwille van haar afzijdigheid en vroegrijpe ernst geplaagd en uitgelachen werd. Onze anonieme dertiende-eeuwse cisterciënzer trekt dan een complete alinea lang als volgt van leer: Het is goed om bij dit punt even stil te staan en de meisjes van vandaag dit voorbeeld van behartenswaardige rechtschapenheid voor ogen te voeren. Mogen ze toch bedenken welke bedenkelijke onderonsjes van jeugdigen ze niet alleen niet proberen te vermijden, maar ook aan wat voor lichtzinnige en onvoorzichtige praktijken van leeftijdgenoten ze zich prijsgeven. Velen die het niet willen of die tegenstribbelen verleiden ze zonder dat ze het merken tot wellustige neigingen. Met gebaren en hoofdbewegingen of zinnelijk ogenspel spuien ze de signalen van hun innerlijke, behaagzieke wellustigheid. Laten ze toch eindelijk zien, zeg ik, dat deze door de Heer uitverkoren maagd meer dan een jaar te midden van zo vele medeleerlingen zo teruggetrokken leefde, dat niemand er haar op kon betrappen dat ze zich mengde in hun meer dan dubieuze palavers [ed. 1993: 41 (paragraaf 22)].

 

Zinnelijk ogenspel! Signalen van hun innerlijke, behaagzieke wellustigheid! Dubieuze palavers! Het is treffend en leerzaam en tegelijk ook enigszins geruststellend om te constateren dat (sommige) meisjes van de dertiende eeuw niet zoveel verschilden van (sommige) meisjes van de eenentwintigste eeuw. Of zouden Lolita’s dan toch boeiender zijn dan Beatrijsjes?

 

[explicit 28 december 2003]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram