Büttner 2015
“Paintings as Historical Evidence of Artistic Emotions – The Art of Hieronymus Bosch and the Soul of the Artist in Critical Discourse in the Seventeenth Century” (Nils Büttner) 2015
[in: Hannelore Magnus en Katlijn Van der Stighelen (eds.), Facts and Feelings – Retracing Emotions of Artists, 1600-1800. Brepols, Turnhout, 2015, pp. 171-184]
Deze bijdrage bespreekt teksten uit de zestiende, zeventiende en twintigste eeuw waarin het oeuvre van Bosch gezien werd als een getuige van diens innerlijk en emoties. Büttner geeft eerst een kort overzicht van wat psychologen en psychiaters in de late negentiende en in de twintigste eeuw geschreven hebben over Bosch. Kunsthistorici stonden gewoonlijk nogal kritisch tegenover het afschilderen van Bosch’ persoonlijkheid als pathologisch door psychologen en medici, maar nochtans zijn hun benaderingen er ook vaak op gericht om Bosch ziek of gezond te verklaren, waarbij men zich dan baseerde op diens oeuvre of fysionomie. De meeste kunsthistorici staan ook erg huiverig tegenover psychoanalytische benaderingen. Overigens: moeten de talloze werken van Bosch-navolgers ook allemaal begrepen worden als documenten van het gestoorde innerlijk van hun scheppers?
Enkele decennia na Bosch’ dood verschijnen de eerste teksten die Bosch’ schilderijen lezen als een spiegel van zijn emoties. Büttner verwijst naar Dominicus Lampsonius, Karel van Mander, Franciscus Junius en Giovanni Paolo Lomazzo. De werken van Bosch’ navolgers werden niet langer gezien als dreigingen maar wel als geestige bijdragen tot de humoristische cultuur die in die dagen opgeld deed in de Nederlanden. Ging het echter over de receptie van Bosch zelf, dan lijkt deze nieuwe benadering nooit het geloof te hebben aangetast dat Bosch’ schilderijen een uitlaatklep waren voor zijn inwendige pijn en door angst beheerste verwarring. Felipe de Guevara en José de Sigüenza betoogden dat wie Bosch’ schilderijen bekijkt, zichzelf ziet in een spiegel van zijn ziel. Büttner wenst geen antwoord te geven op de vraag of Bosch’ oeuvre werkelijk de uitdrukking is van zijn inwendige emoties, maar dit oeuvre bewijst wel dat de Nederlandse kunstkenners van rond 1600 ertoe geneigd waren kunst te zien als een expressie van de ziel van de kunstenaar.
[explicit 5 mei 2020]