Jheronimus Bosch Art Center

Moergrobben - Roman van een schilder

De Vries 1964
Vries, Theun de
Genre: Fictie, historische roman
Aantal pagina's: 372
Uitgever: Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam-Antwerpen
Uitgave datum: 2016 (3) (eerste druk: 1964)
ISBN: 978-90-214-0379-3

De Vries 1964

 

Moergrobben (Theun de Vries) 1964

[Roman, P.N. van Kampen, Amsterdam, 1964]

[Tweede druk: Theun de Vries, Het raadselrijk. Em. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam, 1973]

[Derde druk: Theun de Vries, Moergrobben – Roman van een schilder. Em. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam-Antwerpen, 2016, 372 blz.]

[Duitse vertaling: Theun de Vries, Die drei Leben des Melchior Hintham – Ein Malerroman. Henschel-Verlag, Berlijn, 1966]

[Niet vermeld in Gibson 1983]

 

De hoofdpersoon van deze historische roman is de laatmiddeleeuwse schilder Melchior Hintham in wie men zonder veel problemen een dubbelganger van Jheronimus Bosch kan herkennen: hij is gespecialiseerd in het schilderen van ‘moergrobben’ (dat wil zeggen: duiveltjes en helse creaturen), onderhoudt een nauwe vriendschap met de bouwmeester Kiliaan Bor (= Alaert du Hameel) die aan de Sint-Andrieskerk (= de Sint-Jan) werkt, heeft contacten met de Grootmeester van de kettersekte der Adamieten (Charles van den Caudenberg = Wilhelm Fraengers Jacob van Aelmangien) en behandelt iconografische onderwerpen die helemaal in de lijn van Bosch liggen (alleen De Keisnijding wordt met name genoemd, maar ook daarvan is de uitwerking anders dan bij Bosch).

 

Voor de Bosch-studie is een boek als dit uiteraard waardeloos: De Vries (1907-2005) maakt van Hintham/Bosch een introverte, marginale figuur, zijn vrouw (de dochter van Kiliaan Bor) laat hem in de steek voor de adamietische Grootmeester, hij heeft een zwaar conflict met de geestelijke leider van zijn Brabantse stad (proost Franciscus Kals), neemt een arme straatloper (Tetje Roen) als knecht in huis en op latere leeftijd wordt hij verliefd op de non Amanda, een liefde die ook weer met een diepe teleurstelling afloopt (Amanda wordt door haar kloosterautoriteiten overgeplaatst naar een ander convent).

 

Op het einde van zijn leven verliest Melchior Hintham zijn geloof in hel en hemel en tijdens een diepgaand gesprek met hertog Filips de Schone (die hem aan huis bezoekt om een Laatste Oordeel te bestellen) verklaart hij waarom hij gestopt is met het schilderen van moergrobben: deze waren bedoeld als satire op de zonden der mensheid en dat Hintham ophield ze te schilderen, kwam voort uit zijn ‘hoop en verwachting op een minder monsterlijk mensensoort’ [3de druk, p. 338]. Op dat moment beseft Melchior de ‘uitkomst van zijn eigen leven’: ‘De grote ommekeer kon alleen door de mensen zelf voltrokken worden’ [ibidem]. Een visie die wellicht niet zonder samenhang is met de marxistische ideeën van auteur Theun de Vries. De voortdurende kritiek op wereldlijke en geestelijke machthebbers doorheen de roman wijst in dezelfde richting. ‘Daar ongeveer de helft van de boeken van De Vries over kunstenaars handelen, beschreef hij overwegend konfliktsituaties waarin hoogbegaafde, geniale mensen door hun vrijheidsdrang kunnen belanden,’ noteerde Eberhard Hilscher in een artikel uit 1977. Dit vrijheidsthema speelt inderdaad ook een belangrijke rol in Moergrobben: in het gesprek met Filips de Schone beseft Hintham dat hij vrijer is dan de aan protocol en plichtplegingen gebonden hertog: ‘Hij, Melchior Hintham, was vrij, hij stelde het met verwondering vast: vrijer dan allen die hij kende’ [3de druk, p. 339]. De laatste zin van de roman luidt (de oude Melchior zit in zijn herfsttuin): ‘Dan proefde hij op zijn gezicht en tong een zilte smaak van vrijheid die met schemering en westenwind naderbij dreef, maar hij had er geen naam voor’ [3de druk, p. 372].

 

Als Jeroen Bosch-roman mag Moergrobben dan weinig om het lijf hebben, als roman-tout-court is het een verdienstelijk werk, maar geen meesterwerk. De Vries had onomstotelijk schrijftalent, waarbij overigens opvalt dat hij weinig gebruik maakt van dialogen en vooral uitblinkt in lange en toch gebalde epische schilderingen van zijn verhaalstof, zoals ook opgemerkt werd door Hilscher [1977: 429]. Een ander kenmerk van de stijl in Moergrobben is het frequente gebruik van ‘rare’ woorden. De titel (die overigens bij de tweede druk in 1973 veranderd werd) is daar al een goed voorbeeld van en andere voorbeelden zijn legio. Wanneer op Vastenavond een als duivel verklede feestvierder een wind laat, luidt het: ‘En tilde bij tijd en wijle zijn rokken op, om vanonder een zwarte kronkelstaart een zwavelige veest onder het volk te klamaaien’ [3de druk, p. 48]. Of nog, wanneer Melchior een Antwerpse volkswijk bezoekt: ‘Achter zich wist Melchior de warre winkel van de Allerheiligenberg waar het in vunshuizen en kabberdoezen vaag bonsde en miauwde’ [3de druk, p. 96]. Wellicht wilde De Vries via dit gebruik van oubollig klinkende woorden de geest van de late Middeleeuwen oproepen.

 

Dat Moergrobben geen meesterwerk is geworden, heeft onder meer te maken met de weinig overtuigende wijze waarop het motief van de ketterse adamietensekte in de roman werd verwerkt. Hintham heeft wel een aantal contacten met de Grootmeester van de sekte (die zelfs bij hem aan huis komt en zijn vrouw inpalmt) maar nooit neemt hij deel aan enige sessie van de sekte (die onder meer naaktlopen en vrije liefde op het menu heeft staan). En ondanks de afstand die Hintham bewaart, krijgt hij toch danig problemen met de kerkelijke overheid van zijn stad en wordt zelfs een dominicaanse pater als inquisiteur ingeschakeld maar deze komt om in een stadsbrand. Waarna Melchior, die overigens geen enkele poging onderneemt om met de sekte in contact te komen na de ‘ontvoering’ van zijn vrouw, met rust gelaten wordt. ‘De rol van het kettertema in de roman is niet helemaal duidelijk,’ noteerde ook Hilscher [1977: 431].

 

In 2016 verscheen een nieuwe, derde druk van de roman (opnieuw onder de oorspronkelijke titel Moergrobben), ongetwijfeld omdat Bosch in 2016, 500 jaar na zijn overlijden, in het middelpunt van de belangstelling stond met onder meer twee grote tentoonstellingen in ’s-Hertogenbosch en Madrid.

 

Geraadpleegde lectuur

 

  • Eberhard Hilscher, “De historische roman bij Theun de Vries”, in: Ons Erfdeel, jg. 20, nr. 3 (mei-juni 1977), pp. 424-436.

 

[explicit 21 mei 2017]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram