Gerlach 1968a
“Is de ‘Doornenkroning’ van de National Gallery van Jeroen Bosch?” (P. Gerlach O.F.M. Cap.) 1968
[in: Brabantia, XVII (1968), pp. 314-318]
[Heruitgegeven in Gerlach 1988: 113-118]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 77 (E26)]
Omwille van een aantal redenen betwijfelt Gerlach Bosch’ auteurschap van de Londense Doornenkroning. De beulen vertonen niet de agressiviteit die we kennen van andere Bosch-werken. Een afnemende maan met ster (zie de hoofdsluier van de man linksonder) komt vaak voor als ‘signatuur’ bij Duitse schilders uit de tijd van Bosch. Er werden verscheidene veranderingen aan het paneel aangebracht, wat in strijd is met Van Manders vaststelling dat Bosch vlot en snel werkte. Het schilderij valt zo uit de toon in vergelijking met andere (zeker originele) Bosch-werken dat Gerlach het moeilijk aan Bosch kan toeschrijven.
De Londense Doornenkroning vertoont wel overeenkomsten met de Keulse Geboorte (Wallraf Richartz-museum), maar dit laatste paneel beschouwt Gerlach evenmin als een authentieke Bosch. Voor Gerlach staat het ook vast dat we een nieuwe, ons verder onbekende meester uit het milieu van Bosch moeten aannemen, die hij de noodnaam ‘Meester van het Insect’ meegeeft. Deze zou nochtans niet de Londense Doornenkroning geschilderd hebben, maar wel De Keisnijding (Madrid), De Goochelaar (Californië), Jacobus en de Magiër (Valenciennes), de Ecce Homo (Philadelphia) en twee Laatste Oordeel-paneeltjes (New York).
[explicit]