Landau 2010
“Sins of the Flesh and human Folly. A Study of the Ship of Fools by Jheronimus Bosch” (Blandine Landau) 2010
[in: Eric De Bruyn en Jos Koldeweij (red.), Jheronimus Bosch. His Sources. 2nd International Jheronimus Bosch Conference, May 22-25, 2007, Jheronimus Bosch Art Center, ’s-Hertogenbosch, the Netherlands. Jheronimus Bosch Art Center, ’s-Hertogenbosch, 2010, pp. 210-229]
Recent onderzoek heeft aangetoond dat Bosch’ Narrenschip (Parijs, Louvre) onderdeel was van een triptiek waartoe ook de zogenaamde Allegorie der Lusten (New Haven), de Dood van een vrek (Washington D.C.) en De Marskramer (Rotterdam) behoorden. Wanneer we dit schilderij analyseren, is het dus belangrijk om voor ogen te houden dat het slechts een fragment is van een bredere context.
Hoogstwaarschijnlijk is Bosch’ Narrenschip een satirische weergave van de verdorven maatschappij en clerus met ingewikkelde verwijzingen naar de contemporaine folklore en literatuur. Het schilderij bevat heel wat symbolen van zondig vermaak, gulzigheid, losbandigheid en wellust zoals de halve maan, de gebraden kip, de brakende man, de kruik, de luit, de kersen, de pollepel die als roer dienst doet, en de naakte mannen in het water. De nar die op een dode tak zit, is tegelijk het slechte voorbeeld en de afstandelijke toeschouwer die wijst op het verkeerde van wat rondom hem gebeurt. Het motief van dwaze mensen die samen in een boot zitten, was goed bekend in Bosch’ tijd en ook het thema van de zotheid kwam veel voor. Het Narrenschip kan beschouwd worden als een afkeuring van dronkenschap, wellust, hypocrisie en valse clerici en meer algemeen als een beeld van de menselijke dwaasheid.
Maar wie waren volgens Bosch de dwazen? In de eerste plaats de religieuzen, die op dit schilderij een centrale plaats innemen. Bosch valt echter niet de Kerk zelf aan, wel de leden van de Kerk die zich onverstandig gedragen. Verder zijn er dan de vrouwen, vooral oude vrouwen, en ook de armen en marginalen die niet in staat zijn zichzelf te bedruipen.
De oorspronkelijke context van Bosch’ schilderijen wordt gevormd door het denken van de laatmiddeleeuwse burgers in Brabant. Deze cultuur van de middenklasse rond 1500, waartoe ook Bosch zelf behoorde, had als belangrijkste kenmerk de vrees voor materiële en morele teloorgang. In deze periode verwees de nar naar alle onverstandige en zondige mensen die voor eeuwig verdoemd waren. In Bosch’ schilderijen vormen deze dwazen visuele voorbeelden van hoe het niet moet voor een Nederlands elitepubliek dat op deze manier zijn eigen identiteit kon bevestigen via ‘negatieve zelfdefiniëring’.
In Het Narrenschip viseert Bosch vooral gulzig en wellustig gedrag. We zouden nu verder de panelen in New Haven, Washington en Rotterdam op dezelfde manier moeten bestuderen om te ontdekken waar de rest van het drieluik (en misschien zelfs het – verloren – middenpaneel) over gaat (ging). Misschien was het onderwerp van de triptiek in zijn geheel de Zeven Hoofdzonden.
[explicit 18 mei 2012]