Marijnissen e.a. 1972
Hiëronymus Bosch (R.-H. Marijnissen e.a.) 1972
[Arcade, Brussel, 1974 (2) (eerste uitgave: 1972), 565 blz.]
[Ook vermeld in Gibson 1983: 9 (A40)]
De bedoeling van dit boek was niet in de eerste plaats nieuwe inzichten brengen, maar wel de Bosch-studie kritisch resumeren en op die manier bijdragen tot verdere studie. Bosch wordt hier benaderd vanuit verschillende disciplines, hoewel het niet echt tot een interdisciplinair onderzoek is gekomen en er zeker niet gestreefd werd naar overeenstemming in de conclusies. Marijnissen en Gerlach (zie verder Gerlach 1972) benaderen Bosch beiden vanuit kunsthistorische optiek, maar komen wat de Tuin der Lusten betreft tot diametraal tegenovergestelde besluiten. Blockx (zie verder Blockx 1972) heeft het verder over het religieuze milieu van Bosch, Piron (zie verder Piron 1972) behandelt de psychoanalytische interpretaties, Plokker (zie verder Plokker 1972) brengt een psychologische benadering en Bauer ten slotte (zie verder Bauer 1972) schrijft een aantal dingen over het Antonius-vuur in het werk van Bosch. Deze uitgave beperkt zich tot de drie belangrijke Bosch-triptieken: De Hooiwagen (Madrid), De Tuin der Lusten (Madrid) en De Verzoekingen van de H. Antonius (Lissabon). Een tweede deel met daarin ook een behandeling van de andere schilderijen wordt in het vooruitzicht gesteld, maar zou pas in 1987 verschijnen.
Marijnissens methode is die van de historische kritiek. Hij legt sterke nadruk op het feit dat de drie besproken werken triptieken zijn en triptieken waren altijd uitingen van kerkelijke kunst, gemaakt in opdracht (altaarretabels). Volgens Marijnissen hebben de drie triptieken inderdaad een religieuze inhoud (vermaning aan de mens, afkeer van alle aardse goederen) en waren de onderwerpen waarschijnlijk opgelegd. Bosch is naar verluidt een moralist (wat pater Siguença in 1605 al schreef) en voor een goed begrip van zijn werk is het verdere onderzoek van zijn Brabants milieu belangrijk. Auteurs die hiervoor pleiten, verdienen meer gehoor dan zij tot nog toe kregen. Soms neigt Marijnissen over naar de methode van de non-interpretabiliteit (geenduidigheid): voor bepaalde schilderijen of taferelen kan met de kunstwetenschappelijke methodes vooralsnog geen gefundeerde verklaring gevonden worden.
Dit boek is niet in de laatste plaats een prachtig kijkboek geworden door de vaak erg gedetailleerde – en daarom dubbel zo interessante – opnames van Max Seidel. De kritiek dat flarden van de schilderijen hier uit hun context zouden zijn gerukt, gaat niet op: de werken van Bosch vragen om zulk een gedetailleerde bestudering. Omwille van deze mooi verzorgde afbeeldingen én omwille van het tekstgedeelte (waarin men ook een naar volledigheid strevende Bosch-bibliografie tot 1972 aantreft) is deze uitgave een standaardwerk dat naast een status quaestionis van de Bosch-studie in het begin van de jaren zeventig van de twintigste eeuw, nog een aantal nieuwe inzichten en richtlijnen voor verder onderzoek geeft (het verband tussen Bosch en Lucas Cranach, het Brabantse milieu, het landschap bij Bosch…). De meeste auteurs van dit boek zijn het erover eens dat Bosch een moraliserende schilder was die nauw aansloot bij zijn tijd. Bij de huidige stand van het onderzoek kunnen we nog niet elk detail verklaren, maar daar staat tegenover: niet àlles bij Bosch is enigma! Van deze uitgave verschenen ook Franse, Engelse en Duitse edities.
Recensies
[explicit]