Morganstern 1984
“The Rest of Bosch’s Ship of Fools” (Anne M. Morganstern) 1984
[in: Art Bulletin, vol. LXVI, nr. 2 (juni 1984), pp. 295-302]
In 1961 stelde Charles Seymour dat het Allegorie van de Gulzigheid-paneel (New Haven, Yale University Art Gallery) oorspronkelijk het onderste deel was geweest van het Narrenschip-paneel (Parijs, Louvre) en dat dit geheel een triptiekluik vormde met als pendant het Dood van een Vrek-paneel (Washington, National Gallery). Morganstern toont nu aan de hand van röntgenopnamen overtuigend aan dat de twee panelen (Parijs en New Haven) ooit inderdaad één geheel hebben gevormd en dat bij het doorzagen waarschijnlijk slechts 4 tot 8 mm verloren gingen [pp. 295-296].
Wat het verband met het Dood van een Vrek-paneel betreft: in het Louvre bevinden zich twee grisailletekeningen (één naar Het Narrenschip, één naar De Dood van een vrek) die zoveel overeenkomsten vertonen dat zij hoogstwaarschijnlijk van één en dezelfde hand zijn. De auteur van de twee tekeningen was echter niet Bosch, vermoedelijk wel een navolger die twee panelen van een triptiek kopieerde. De Dood van een Vrek zou daarbij dan het linkerbuitenluik geweest zijn, Het Narrenschip het linkerbinnenluik. De iconografie van beide panelen zou volgens Morganstern deze hypothese nog waarschijnlijker maken: ze zouden een onderdeel geweest zijn van een triptiek die de Zeven Hoofdzonden behandelde [pp. 298-302].
Dat Het Narrenschip en De Allegorie van de Gulzigheid ooit één geheel vormden, wordt in de Bosch-literatuur als bewezen beschouwd. Sinds de Rotterdamse tentoonstelling in 2001 wordt het als zeer waarschijnlijk beschouwd dat Het Narrenschip, De Allegorie van de Gulzigheid en De Dood van een Vrek ooit de binnenluiken vormden van een triptiek waarvan de Rotterdamse Marskramer-tondo de buitenluiken vormde. Het middenpaneel is verloren gegaan.
[explicit]