Jheronimus Bosch Art Center

Over de psychoanalytische interpretatie van Hiëronymus Bosch

Piron 1972
Piron, H.T.
Genre: Non-fictie, kunstgeschiedenis
Uitgave datum: 1972
Bron: R.-H. Marijnissen e.a., "Hiëronymus Bosch", Arcade, Brussel, 1974 (2) (eerste druk: 1972), pp. 167-185

Piron 1972

 

“Over de psychoanalytische interpretatie van Hiëronymus Bosch” (H.T. Piron) 1972

[in: R.-H. Marijnissen e.a., Hiëronymus Bosch, Arcade, Brussel, 1974 (2) (eerste druk: 1972), pp. 167-185]

[Ook vermeld in Gibson 1983: 142 (G47)]

 

Piron biedt een verregaande maar boeiende psychoanalytische benadering van Bosch. Aanvankelijk doet hij zich voor als de voorzichtige, intelligente Bosch-kenner die ver staat boven alle, elkaar toch maar tegensprekende theorieën. Zowel in de details als in zijn geheel is Bosch’ oeuvre naar verluidt nog in hoge mate mysterieus. Vele Bosch-interpretaties zijn sterk subjectief gekleurd en arrogant-zelfverzekerd, ofwel onthouden ze zich van een definitief standpunt omdat de tijd daarvoor zogenaamd nog niet rijp is. Piron lijkt dan zelf tot die laatste groep te behoren.

 

Maar dan komt zijn doelstelling: via de psychoanalyse in het onbewuste dat andere te ontdekken waaruit zowel Bosch’ fantasieën als de uiteenlopende interpretaties van zijn werk voortkomen (ook Panofsky had al gezegd enig licht te verwachten van de psychoanalyse). Piron suggereert dan dat Bosch een Oedipus-complex had: hij signeerde niet met zijn vadersnaam maar met een pseudoniem, hij schilderde talloze malen de kwellingen van de H. Antonius (de voornaam van zijn vader), hij had zelf geen kinderen (was dus nooit vader) en het belangrijke moment van de Blijde Boodschap aan Maria (waardoor de mensen via het offer van de Zoon terug kinderen van de Vader zouden worden) heeft hij nooit geschilderd. Zowel het eigen vaderschap als de bevestiging van een natuurlijk én een bovennatuurlijk vaderschap ontbreken dus bij Bosch.

 

Via de verminkte lichamen en de gepijnigde heiligen besluit Piron verder dat Bosch sterke sadomasochistische neigingen vertoonde. Maar of dit op een dwangneurose zou wijzen, blijft slechts een vaag vermoeden.

 

Het gemeenschappelijk aanknopingspunt achter alle verschillende interpretaties vindt Piron via een studie van de paradijselijk-naakte lichamen in het middenpaneel van de Tuin der Lusten, waardoor dat ‘gemeenschappelijke’ meteen ook tot dat paneel beperkt blijft. Naar verluidt doorloopt men bij het beschouwen van dat middenpaneel drie fases, waarbij de aandacht respectievelijk gericht wordt op de genotvolle bezigheden, op het lieftallige en onschuldige karakter ervan en ten slotte op het onsensuele van de hele voorstelling, wat dan ‘verveling’ zou suggereren. In de Bosch-literatuur nu vindt men voor elk van deze drie momenten overeenstemmende theorieën, die respectievelijk wijzen op de zonde van de Onkuisheid, op de positieve betekenis van het geheel (Fraenger bijvoorbeeld) en op het vervelende van een ononderbroken paradijselijk leven. Het blijft allemaal nogal broos en vaag, deze visie van Piron.

 

De auteur besluit dan dat Bosch – waarschijnlijk onbewust – zijn boodschap heeft gebracht: het absurde van alle menselijk streven naar genot en naar heiligheid. Door het schilderen van deze boodschap, door het gebruik van cryptische beeldentaal en van een pseudoniem, verschool Bosch zich een beetje: het maakte het voor hem mogelijk distantie van de wereld te nemen.

 

[explicit]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram