Pitts Rembert 2012
Hieronymus Bosch – Hieronymus Bosch and the Lisbon Temptation: a view from the third millennium (Virginia Pitts Rembert) 2012
[Parkstone Press Ltd., New York, 2012, 199 blz.]
Pitts Rembert begint met een kort en bondig kritisch overzicht van de literatuur over Bosch tot Fraenger. Vervolgens besteedt zij niet minder dan 37 bladzijden aan de Bosch-benadering van Fraenger (Bosch schilderde voor een ketterse sekte) om ten slotte te concluderen dat de verbeelding van Fraenger alleen overtroffen werd door de fantasie van Bosch zelf. We krijgen dan nog een bondig overzicht van de Bosch-literatuur na Fraenger, waarna de auteur haar eigen visie op Bosch voorstelt: zij beklemtoont het irrationele aspect van Bosch’ beeldentaal die niet op een rationale wijze kan begrepen worden. Bosch wilde de vreemde, irreële wereld van de duivel schilderen op een zo realistisch mogelijke manier en volgde daarbij impulsen uit het onderbewuste die tegelijk het onderbewuste van de kijker aanspreken: vandaar dat het niet mogelijk is een consistente logische samenhang in Bosch’ schilderijen te ontdekken. Als voorbeeld hiervan zal Pitts Rembert de Antonius-triptiek (Lissabon) bespreken, waarbij niet naar verborgen rationele betekenissen zal gezocht worden: het is voldoende om Bosch’ beelden te zien als ‘scheppingen van de verbeelding als dusdanig’.
In de Middeleeuwen geloofde men dat de duivel tewerkging via ketterse activiteiten en occulte gebruiken en Bosch werd daardoor beïnvloed bij zijn uitbeelding van het Kwaad. Na een samenvatting van het leven van Antonius volgens de vita van Athanasius, krijgen we daarom een soort snelcursus in hekserij, tovenarij, de Tarot, alchemie en astrologie. Wanneer de auteur dan uiteindelijk de Lisbonse triptiek begint te bespreken (die toch opvallend aanwezig is in de ondertitel), zitten we al aan bladzijde 159. Op die bespreking valt het nodige aan te merken: het is een verwarrend samenraapsel van zéér vage verwijzingen naar de zonet opgesomde bronnen die weinig verhelderend werken. De centrale gedachte van het drieluik (de duivel kan weerstaan worden via geloof in en steun op Christus) wordt wel gesignaleerd (p. 163), maar telkens opnieuw toont de auteur aan dat zij van het drieluik weinig begrepen heeft, want ondanks haar eerdere stelling dat er niet naar rationele betekenissen zal gezocht worden, doet zij dat toch regelmatig wat dan vaak leidt tot zeer bedenkelijke uitspraken.
Enkele voorbeelden: Mozes (die voorkomt op de zuil op het middenpaneel) zou door Bosch beschouwd zijn als een aanhanger van de duivel (p. 170), de ‘vrouw’ (het is een man) die op het middenpaneel (links) een draakje vasthoudt, heeft dit draakje gevangen tijdens een jachtpartij en brengt het nu naar de Sabbath (de scène links van Antonius) (p. 176) en het duivenhok bovenaan het badstoofgebouw op het middenpaneel verwijst naar de vermenging van kwik en zwavel (p. 180) net als het koppel op de vis bovenaan het rechterluik (p. 183). We zwijgen dan nog over de talrijke kijk- en andere fouten die voortdurend in de tekst opduiken: de voornaam van Bosch’ vader zou ‘Laurent’ geweest zijn (p. 22), Antonius zou zeven ‘boeken’ geschreven hebben (p. 123, bedoeld is: brieven), op het rechterbuitenluik hangt een rat aan boom (p. 159: het is een rund of een varken, maar zéker geen rat), het brood dat onderaan het rechterluik op een tafel ligt, wordt ‘twee eieren’ genoemd (p. 184) en één van de pijpen van de doedelzak op het linkerbinnenluik wordt een pijl door de knieën van het doedelzakspelende monster (p. 189). Klap op de vuurpijl: op het linkerbuitenluik herkent de auteur niet eens Judas: het is enkel ‘a man turning his back, as if in cowardice’ (p. 159).
Niet verwonderlijk dat de aueur op pagina 193 concludeert: ‘There can be no rational interpretation of these paintings’. Als zij echter op diezelfde pagina beweert dat zelfs Bosch zelf geen rationele verklaring had kunnen geven voor al de onderdelen van zijn drieluik, drijft zij de arrogantie van de moderne kunsthistoricus (-a) wel erg ver. En nochtans schrijft zij ook (nog steeds op diezelfde bladzijde) dat iemand misschien ooit de weg zal vinden in dit ‘symbolisch labyrint’. Marc Rudolf de Vrij schreef over deze (uiteindelijk toch lelijk door de mand vallende) monografie over het Lissabonse Antonius-drieluik: ‘It makes me wonder what Ms Rembert thinks she has been contributing to Bosch scholarship by writing this’ [De Vrij 2012: 6].
[explicit 27 juni 2017]