Jheronimus Bosch Art Center

Versuch einer neuen Deutung von Hieronymus Boschs Rotterdamer Tondo

Renger 1969
Renger, Konrad
Genre: Non-fictie, kunstgeschiedenis
Uitgave datum: 1969
Bron: Oud Holland, LXXXIV (1969), pp. 67-76

Renger 1969

 

“Versuch einer neuen Deutung von Hieronymus Boschs Rotterdamer Tondo” (Konrad Renger) 1969

[in: Oud Holland, LXXXIV (1969), pp. 67-76]

[Ook vermeld in Gibson 1983: 122 (E286)]

 

Volgens Renger zou de hoofdfiguur van de Rotterdamse tondo een marskramer zijn die tot een welbepaalde traditie behoort en een eigen betekenis heeft. In de zestiende-eeuwse Nederlandse en Duitse beelding zou namelijk eveneens regelmatig een marskramer optreden: hij voegt zich steeds bij een drinkend, spelend of minnend gezelschap dat hij blijkbaar aanzet tot het dobbelspel, hij staat altijd rechtop en hij is telkens een nieuw-aangekomene. Zijn mars – die verschillende vormen kan hebben – is een attribuut dat hem als type karakteriseert. Renger verwijst ook nog naar enkele andere afbeeldingen waarin de marskramer alleen optreedt. In een zestiende-eeuwse Nederlandse tekst (uit Thuys der fortunen) wordt dit type van gokker en schelm ‘Alberoyt’ genoemd: het is een bedriegersfiguur die geld wint bij het dobbelspel, maar dit uiteindelijk zelf weer verliest door zijn neiging tot onmatigheid en verkwisting.

 

Renger ziet nu in Bosch’ tondo het eerste bekende voorbeeld in een reeks voorstellingen van deze figuur ‘Alberoyt’. Hij gelooft echter niet dat het het prototype is. Alle voorstellingen van de bedriegersfiguur Alberoyt gaan waarschijnlijk terug op een ons tot nu toe onbekende bron. De uitbeelding van de marskramer met kapotte kleren en schoenen lijkt naar verluidt een typisch Nederlandse variant van het motief. Genoemde attributen zijn meestal een teken van de zorgeloze, arm geworden drinkebroer en speelvogel. Op Bosch’ tondo zouden trouwens nog een aantal details te vinden zijn die erop wijzen dat de hoofdfiguur tot de orde der cafélopers behoort.

 

De marskramer op de buitenluiken van de Hooiwagen-triptiek is waarschijnlijk ook deze bedriegersfiguur, maar de context waarin hij hier voorkomt, verlangt een eigen interpretatie.

 

Bernet Kempers (1973a en 1973b) heeft op overtuigende wijze aangetoond dat Renger fout zit: de figuren waarin Renger marskramers wenst te herkennen, zijn helemaal geen marskramers, maar wel ‘obliemannen’: wafelverkopers die om hun waren lieten dobbelen. Zoals Bernet Kempers stelt: behalve enkele algemene tekenen van verlopenheid hebben Bosch’ marskramers niets gemeen met de figuren die Renger bespreekt.

Een beetje onbegrijpelijk is dat Renger zijn eigen fout niet tijdig heeft ingezien: één van de afbeeldingen die hij signaleert (een illustratie uit de Schelmenzunft van Thomas Murner, uitgegeven te Augsburg in 1513 = Rengers afbeelding 11), verwijst duidelijk (via een opschrift) naar de ‘Hyppenbuben orden’ en Renger vermeldt zelf dat de ‘Hippenbuben’ oorspronkelijk wafelverkopers waren die de herberggasten verleidden tot gokspelletjes. Rengers artikel vormt op de manier nog maar eens een voorbeeld van ‘much ado about nothing’ in de Bosch-exegese.

Vergelijk over dit artikel ook De Bruyn 2001a: 184-185.

 

[explicit]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram