Ruppel 1988
“Salvation through imitation: the meaning of Bosch’s St Jerome in the wilderness”
(Wendy Ruppel) 1988
[in: Simiolus, vol. 18 (1988), nr. 1/2, pp. 4-12]
De heilige eremieten (vooral Antonius en Hiëronymus) vormen voor Bosch een toonbeeld van de strijd van de mens tegen het Kwaad. Zij triomferen over aardse bekommernissen en boze krachten dankzij hun oprecht geloof [p. 4]. Aan de hand van een nauwkeurige analyse van de visuele details en de contextuele gegevens van het Gentse Hiëronymus-paneel wil Ruppel laten zien hoe Bosch zijn boodschap overbrengt.
In al zijn uitbeeldingen van eremietenheiligen beeldt Bosch de hoofdpersonen uit als exemplarische navolgers van Christus. Zo bijvoorbeeld in de Antonius-triptiek (Lissabon) [p. 6]. In de Gentse Hiëronymus gebruikt Bosch verschillende allusies om de parallellen tussen Hiëronymus’ persoonlijke ervaring en Christus’ Passie te onderlijnen. Bosch gebruikte als bron een brief van de H. Hiëronymus: de Brief aan Eustochium. In die brief beschrijft Hiëronymus hoe hij visioenen kreeg van naakte vrouwen en zich, brandend van begeerte, wanhopig aan de voeten van Jezus wierp. Bosch schildert Hiëronymus inderdaad liggend op de grond met een kruisbeeld in de armen [p. 7]. Tolnay wees erop dat deze uitbeelding van Hiëronymus een iconografische innovatie is [p. 8, noot 7]. De houding van Hiëronymus is een visuele parallel met de houding van Christus aan het kruis. Zo vormt ook het lijden van Hiëronymus een parallel met het lijden van Christus [p. 8]. Bosch beklemtoont de verlatenheid van Hiëronymus door het aangename landschap op de achtergrond te contrasteren met de ongastvrije rotsen die het hol van de heilige vormen [p. 8].
Die navolging van Christus wordt door Bosch op symbolische wijze verder uitgewerkt. Het vogelnest linksboven en het vossenhol linksonder (op eenzelfde verticale as) (Ruppel vergeet overigens te wijzen op de nesten in het vijvertje vooraan) verwijzen naar een bijbelpassage: Mattheus 8: 20-22 (ook in Lucas 9: 58). In deze passage maant Christus zijn volgelingen aan alle wereldse bezittingen op te geven. Hiëronymus doet dit ook, op een voor de toeschouwer exemplarische manier [pp. 8-9]. Hiëronymus verwijst overigens in zijn brief aan Eustochium ook naar deze bijbelpassage [p. 11]. De aanwezigheid van de haan naast de vos is hier secundair en verwijst alleen naar de potentieel-kwaadaardige aard van de vos: de vos slaapt immers en is dus onschadelijk. Ruppel zet zich hier af tegen Friedmann (en in mindere mate tegen Bax) [p. 8, noot 8]. Ruppel lijkt ons hier ten onrechte voorbij te gaan aan de stichtelijk-pejoratieve connotatie van ‘slapen’ in de middeleeuwen (de slaap der zonde) en aan het feit dat de slaap voor de H. Hiëronymus negatief was, want in zijn slaap kreeg hij net erotische visioenen, zoals hij zelf in de brief aan Eustochium meedeelt.
Bosch gebruikt de bijbelse ‘vossen hebben holen/vogels hebben nesten’-topos om te verwijzen naar Christus’ lijden aan het kruis. In veertiende- en vijftiende-eeuwse Middelnederlandse teksten gebeurt dit ook. Aan het kruis had Christus ook geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Ruppel geeft hiervan overigens slechts één tekstvoorbeeld en verwijst verder naar Marrow 1979 [p. 9, noot 12]. In vijftiende-eeuwse beschrijvingen van de Passie wordt de bijbelpassage geïnterpreteerd als een verwijzing door Christus zelf naar Zijn eigen lijden aan het kruis (Ruppel geeft hier echter geen primaire tekstvoorbeelden). Hiëronymus ligt ook oncomfortabel op de grond en verwijst zo naar Christus’ Passie [p. 9].
Hiëronymus imiteert niet alleen Christus, hij vindt ook bescherming in Hem. De grot waarin de heilige ligt, is al op verschillende wijzen geduid. Onder meer in seksuele zin (Bax, Combe, Fraenger) [p. 9, noot 13]. Het is echter geen grot, slechts een kloof in een rots. Bosch verwijst hiermee naar de traditionele exegetische commentaar bij Hooglied 2: 14 (zoek uw heil in de spleten van de rots = in de wonden van Christus). Die metafoor (rotsspleten = wonden van Christus) komt ook voor in Nederlandse devotietraktaten uit de veertiende en vijftiende eeuw. Ruppel geeft hiervan één Latijns voorbeeld. De rode vlekken die de heilige omgeven verwijzen naar het bloed van de wonden van Christus. Op de top van de uitstulping zet Bosch een doornenkroon, wat de metafoor rots = Christus bevestigt [pp. 9-10]. De omgevallen stenen tabletten verwijzen waarschijnlijk naar de tabletten van de Oude Wet: het Oude Verbond maakt plaats voor het Nieuwe Verbond [p. 10, noot 17].
Door zijn borst met een steen te slaan (zie de steen onder Hiëronymus) imiteert de heilige het lijden van Christus. Bovendien wordt hij één met Christus door ‘in Zijn wonden te wonen’: Hiëronymus ligt in een rotskloof = in een wonde in Christus’ zijde [p. 10]. In sommige teksten wordt die wonde zelfs een surrogaat-baarmoeder: de ziel wordt zo opgenomen in het lichaam van Christus als een kind in de buik van een moeder [p. 10, noot 19]. Door te verwijzen naar de bijbelpassage geeft Bosch als boodschap: de navolging van Christus betekent het opgeven van alle wereldlijke bezittingen + lijden (het kruis opnemen en beproevingen ondergaan, net als Christus) [p. 11].
Bosch sluit in het Gentse paneel aan bij de vijftiende-eeuwse opvattingen over vroomheid: enerzijds het actieve leven, anderzijds het contemplatieve. Bosch verenigt beide in dit paneel. Door zijn handelingen (op borst slaan) en houding (uitgestrekt op de grond) volgt Hiëronymus Christus’ lijden na. Door over Christus’ wonden te mediteren, kan hij in hen ‘wonen’. De ‘actieve’ Hiëronymus is fysiek aanwezig voor de toeschouwer, de wonde van Christus is echter slechts metaforisch aanwezig. Zo wordt ook de toeschouwer door dit paneel aangezet tot contempleren en mediteren [p. 11]. Het vossenhol en vogelnest contrasteren met Hiëronymus’ verlatenheid (geen onderdak). In zijn eigen geschriften gebruikt Hiëronymus de bijbelpassage om aan te zetten tot navolging van Christus. Christus zelf verwijst met de metafoor naar Zijn kruisdood. Zo gaat men steeds verder terug in de tijd en dringt men dieper door tot de bron van de metafoor: het lijden van Christus [pp. 11-12]. Bosch’ boodschap is dus nauw verweven met de boodschap van zijn voornaamgenoot, doordat Bosch de woorden van Hiëronymus visueel uitbeeldt. Hun beider boodschap is: de navolging van Christus als weg naar het heil.
Ofschoon het betoog van Ruppel hier en daar wat gekunsteld en omslachtig overkomt, zit zij hoogstwaarschijnlijk zeer dicht bij de waarheid wanneer zij Hiëronymus’ Brief aan Eustochium en Mattheus 8: 20-22 als bronnen voor het Gentse paneel aanwijst. Jammer dat zij niets zegt over de steenuil en de koolmees op de boomstam, rechts van de heilige.
[explicit]