Snyder 1985
“Gardens of Heaven and Hell in the Art of Bosch” (James Snyder) 1985
[in: James Snyder, Northern Renaissance Art. Painting, sculpture, the graphic arts from 1350 to 1575. NewYork, 1985, pp. 195-217 (= hoofdstuk X)]
De meeste motieven die Bosch behandelde, waren hoogst ongewoon voor zijn tijd. Hij onderging daarbij invloed van de populaire moraliserende literatuur en van de Bijbel, vertoont verwantschap met de Moderne Devotie [pp. 196 / 217] en kan met succes in verband gebracht worden met alchemie, astrologie en hekserij [p. 210]. Snyder wijst er nog eens op dat Bosch hoogstwaarschijnlijk linkshandig was [p. 205] en dat zijn wereldvisie meestal vrij pessimistisch is [p. 207, vergelijk echter ook p. 217, over de Paradijs-panelen in Venetië]. In navolging van Gombrich interpreteert hij het middenpaneel van de Tuin der Lusten als een uitbeelding van het Sicut erat in diebus Noe-thema [p. 214].
Hier en daar maakt Snyder een foutje. Aleyt van der Meervenne, Bosch’ vrouw, was the daughter of pharmacists in ’s Hertogenbosch [p. 195]: dit is niét zo. Over het verband tussen de Keisnijding en Nederlandse volkse zegswijzen schrijft hij: Lubbert Das was the name given the castrated fool (lubber)…: dit slaat nergens op. En naar aanleiding van de helletondo op het Tafelblad met de Zeven Hoofdzonden luidt het: Superbia, exhausted, is tempted by a nude lover as a witch holds a mirror before her… [p. 196]: het is echter geen heks, maar een ‘gewone’ duivel.
[explicit]