Spronk 2011
Eigenhandig? Opmerkingen bij de schildertechniek en toeschrijvingsproblematiek bij Jheronimus Bosch / All by himself? Remarks on painting technique and attributions in regard to Hieronymus Bosch (Ron Spronk) 2011
[Nijmeegse Kunsthistorische Cahiers – deel 18, Stichting Nijmeegse Kunsthistorische Studies, Nijmegen, 2011, 72 blz.]
Dit boekje bevat (in het Nederlands en het Engels) de tekst van de inaugurale rede die Spronk op 6 oktober 2010 aan de Radboud Universiteit Nijmegen voordroeg naar aanleiding van zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar die belast is met de ‘SNS Reaalfonds Leeropdracht Jheronimus Bosch en de Vroeg-Nederlandse schilderkunst’. Deze bijzondere leeropdracht, een gecombineerd initiatief van het Noordbrabants Museum, het Jheronimus Bosch Art Center en de stichting Jheronimus Bosch 500 (alle drie gevestigd in ’s-Hertogenbosch), is ingesteld ter bevordering van de aandacht in onderwijs en wetenschappelijk onderzoek voor de laatmiddeleeuwse schilderkunst in het algemeen en het werk van Jheronimus Bosch in het bijzonder.
Binnen de groep van 25 tot 30 werken die aan Bosch worden toegeschreven, zijn opvallende verschillen waar te nemen in de manier van uitvoering. Spronk tracht de complexiteit van dit onderwerp te schetsen door de schildertechniek van twee Bosch-schilderijen, de Gentse Kruisdraging en de Londense Doornenkroning, in detail te vergelijken. Hij verwijst daarbij naar recent materieel-technisch onderzoek van deze schilderijen dat gebruik maakte van röntgenfoto’s, infraroodreflectografie en dendrochronologie.
Op de Londense Doornenkroning zijn er verschillen waar te nemen tussen de voorbereidende ondertekening en de uiteindelijke compositie. Dergelijke veranderingen, die bij Bosch eerder regel zijn dan uitzondering, tonen aan dat het hier geen slaafse kopie van een eerder ontwikkeld concept betreft. In het verleden heeft men in de werken van Bosch verschillende stijlen van ondertekening ontdekt. Men concludeerde daaruit dat Bosch zijn stijl van ondertekenen aanpaste aan de omstandigheden van de dag. Koreny gaf recent als verklaring dat naast Bosch in diens atelier een talentvolle, linkshandige assistent werkzaam was (die hij de ‘Meester van de Hooiwagen’ noemde). Spronk wijst er echter op dat er naast grote verschillen in techniek ook interessante overeenkomsten aan te treffen zijn en dat er in het geval van Bosch hoogstwaarschijnlijk sprake was van een familieatelier.
De schilderkundige uitvoering van de Gentse Kruisdraging en de Londense Doornenkroning loopt nogal uiteen, vooral wat de weergave van de stofuitdrukking voor de afgebeelde materialen en het gebruik van incarnaat betreft. Hieruit concluderen dat een toeschrijving van beide panelen aan één kunstenaar onhoudbaar is, is voorbarig want er zijn ook opvallende overeenkomsten in de technische uitvoering. Rond 1500 was het regel in plaats van uitzondering dat er meer handen actief waren binnen een atelier die vaak intensief samenwerkten, en we mogen aannemen dat dit in het Bosch-atelier niet anders was. Bosch’ vader was schilder, drie van zijn ooms, twee van zijn broers en twee van zijn neven waren eveneens schilder en het is niet onwaarschijnlijk dat al deze familieleden werkzaam zijn geweest in het familieatelier aan de Bossche Markt. Wie precies wat deed, is wellicht nooit meer te achterhalen, maar het is verleidelijk te denken dat Jheronimus, als meest begaafde lid van de familie, steevast de laatste hand legde aan de schilderijen en hen daardoor een soort kwaliteitskeurmerk meegaf. Over enkele jaren zullen de resultaten van het Bosch Research and Conservation Project hopelijk meer klaarheid brengen in deze kwestie.
Het Bosch Research and Conservation Project werd opgestart in 2009 en is een internationaal project dat beoogt het complete oeuvre van Bosch hoogwaardig te documenteren en te onderzoeken, ter voorbereiding van de viering van de vijfhonderdste sterfdag van Bosch in 2016.
[explicit 1 januari 2012]