Jheronimus Bosch Art Center

Het (denk)kader van de middeleeuwen was religieus, maar het schilderij erin? Bij een nieuw werk over Jheronimus Bosch

Vandenbroeck 1988a
Vandenbroeck, Paul
Genre: Non-fictie, kunstgeschiedenis
Uitgave datum: 1988
Bron: Bijdragen tot de Geschiedenis, jg. 71 (1988), nr. 1-2, pp. 77-81

Vandenbroeck 1988a

 

“Het (denk)kader van de middeleeuwen was religieus, maar het schilderij erin? Bij een nieuw werk over Jheronimus Bosch” (Paul Vandenbroeck) 1988

[in: Bijdragen tot de Geschiedenis, jg. 71 (1988), nr. 1-2, pp. 77-81]

 

Dit is Paul Vandenbroecks recensie van Roger Marijnissens Hiëronymus Bosch. Het volledig oeuvre [Marijnissen 1987]. Elders werden de positieve punten van dit boek reeds voldoende belicht, zodat nu wat meer kritische kanttekeningen kunnen worden gemaakt. Marijnissens basisstelling komt erop neer dat het Bosch-oeuvre fundamenteel religieus van aard is, want het bestaat hoofdzakelijk uit drieluiken en deze functioneerden als altaarstukken. Voor de religieuze iconografie van Bosch’ schilderijen en tekeningen is dit boek dan ook nuttig, maar het houdt geen rekening met de profane aspecten van Bosch’ werk. Wat geldt voor een deel van Bosch’ oeuvre, wordt door Marijnissen veralgemeend voor het oeuvre als geheel.

 

Volgens Vandenbroeck bespreekt Marijnissen niet het ‘volledige’ oeuvre van Bosch. Er wordt immers geen rekening gehouden met een groot aantal verloren gegane werken die we onder meer kennen via inventarissen van het kunstbezit van de Spaanse Kroon, met grafiek naar verloren gegane Bosch-composities en met kopieën (onder meer wandtapijten). Dit is belangrijk omdat het vooral profane Bosch-werken waren die verloren gingen. Overigens zijn de Spaanse inventarissen niet onbetrouwbaar wanneer ze profane werken aan Bosch toeschrijven: de nog in Madrid en het Escorial bewaarde Bosch-schilderijen worden immers correct vermeld in die inventarissen, waarom zou dan bij profane werken de informatie foutief zijn?

 

In verband met de veronderstelde religieuze functie van drieluiken stelt Vandenbroeck de vraag of we wel voldoende weten over Bosch’ drieluiken en opdrachtgevers. Marijnissen verzwijgt dat Van Eycks Arnolfini-echtpaar een drieluik is geweest en dat er in contemporaine inventarissen nog andere voorbeelden van profane, ook grootformatige, drieluiken te vinden zijn. Dit leidt tot een basiscontradictie in zijn boek: enerzijds wijst Marijnissen voortdurend op onze onwetendheid met betrekking tot de cultuur uit Bosch’ tijd, anderzijds neemt hij uitgesproken stellingen in die getuigen van te weinig feitenkennis en oppervlakkig cultuurhistorisch onderzoek. Vandenbroeck geeft hiervan een aantal voorbeelden.

 

Vandenbroeck levert ook kritiek op Marijnissens bibliografie waarin twee fundamentele Bosch-boeken (Bax 1983 en Gibson 1983) en enkele artikelen ontbreken en stipt aan dat Marijnissen de bevindingen van Bax te weinig aan bod laat komen. Marijnissen schrijft: wanneer er gekozen moet worden tussen een stel onopgeloste vragen en een ronkend betoog dat elke serieuze grond ontbeert, dan liever het stel onopgeloste vragen [p. 423], maar dit is volgens Vandenbroeck een vals dilemma. Er is namelijk nog een derde mogelijkheid: nauwgezet en moeizaam historisch onderzoek.

 

[explicit]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram