Vázquez Dueñas 2015
“Felipe de Guevara and his Commentary on Painting and Ancient Painters” (Elena Vázquez Dueñas) 2015
[in: The Court Historian – The International Journal of Court Studies, vol. 20, nr. 1 (juni 2015), pp. 1-24]
Felipe de Guevara was één van de hovelingen en intellectuelen uit de kring rond de Spaanse koning Filips II. Hij werd rond 1500 geboren in Brussel als onwettige zoon van Diego de Guevara. Op 13 maart 1535 huwde hij Beatriz de Haro en vestigde hij zich in Madrid, waar hij de rest van zijn leven verbleef, afgezien van een periode in Vlaanderen in 1540. Tijdens de laatste jaren van zijn leven schreef hij het eerste traktaat over schilderkunst in Spanje, Comentario de la Pintura y Pintores Antiguos. Guevara is tegenwoordig vooral bekend omwille van zijn bespreking van het werk van Bosch maar zijn traktaat bevat ook waardevolle eigentijdse getuigenissen in verband met de zestiende-eeuwse Spaanse kunstwereld en met de heersende artistieke smaak aan het hof van Filips II.
Felipe’s vader, Diego de Guevara (+1520), was een belangrijk diplomaat die diende onder Filips de Schone, Margaretha van Oostenrijk en later Karel V. Hij was als mecenas ook geïnteresseerd in kunst: hij bezat onder meer Van Eycks Arnolfini-dubbelportret en was ongetwijfeld ook in het bezit van Bosch-werken. Waarschijnlijk haalde Felipe heel wat voordeel uit de hoge positie van zijn vader maar er zijn geen documenten bewaard gebleven die ons meer leren over zijn vroege periode in Brussel. Wellicht was hij in dienst van Margaretha van Oostenrijk (+1530) in Mechelen en daarna van Maria van Hongarije (+1558) in Brussel. Een vermoedelijk portret van Felipe, in 1531 geschilderd door Jan Vermeijen, zou hiervoor een verdere aanwijzing kunnen zijn.
Waarschijnlijk erfde Felipe talrijke schilderijen van zijn vader maar het ligt voor de hand dat hij zelf tijdens zijn leven nog meer kunstwerken vewierf om zijn verzameling aan te vullen. Een archiefdocument van 16 januari 1570 leert ons dat Filips II een aantal bezittingen kocht van de toenmalige weduwe van Felipe en van zijn zoon Ladrón. Daaronder bevonden zich schilderijen van Bosch (onder meer een Hooiwagen en een Genezing van de Dwaasheid) en van Patinir. Felipe de Guevara was een belangrijk kunstverzamelaar en daarom is zijn Comentario niet alleen gericht op Spaanse kunstenaars (met de bedoeling hun opleiding te verrijken via een beter begrip van klassieke voorbeelden), maar ook op de aficionados of intellectuelen aan het hof die enthousiaste kunstverzamelaars waren. Felipe wou hun oordeel en hun manier van kijken verfijnen, en dit is het meest vernieuwende aspect van zijn verhandeling.
Felipe bereikte niet dezelfde hoge politieke positie als zijn vader. Wel besteedde hij zijn tijd aan humanistische studies en werd hij een enthousiaste amateur die de klassieke oudheid bestudeerde. Hij was ook een antiquair, een verzamelaar van oude munten en een numismatist. Zijn interesse op dit gebied nam waarschijnlijk een aanvang toen zijn oudste zoon Diego begon te studeren aan de Universiteit van Alcalá de Henares, meer bepaald aan de academie voor studenten uit bevoorrechte families die de geleerde Ambrosio de Morales had opgericht in zijn eigen huis. Morales doceerde poëzie, grammatica en welsprekendheid aan Diego en beschouwde hem als een vroegrijpe student. Diego jr. overleed helaas reeds op de leeftijd van 28 (in 1565, twee jaar na zijn vader). Rond 1560 schreef Felipe een numismatische verhandeling (in het Latijn) die als verloren werd beschouwd tot ze in 1909 werd herontdekt in de verzamelingen van de Universiteit van Kopenhagen. Felipe’s verhandeling over schilderkunst bewijst dat het zijn hoofddoel was om een culturele raadgever van Filips II te worden. Maar geen van zijn werken werd gepubliceerd tijdens zijn leefperiode, wat erop wijst dat hij er niet in slaagde dit niveau van koninklijke erkenning te bereiken.
Het manuscript van de Comentario werd pas gepubliceerd door Antonio Ponz in 1788 en een nieuwe uitgave (gebaseerd op Ponz, niet op het originele handschrift) werd in 1948 bezorgd door Rafael Benet. In 2006 verwierf het Prado het originele handschrift, waarvan de titel luidt: Comentario de la Pintura y Pintores Antiquos, en niet Comentarios de la pintura. Deze laatste titel is afkomstig van Ponz en wordt tot vandaag steeds opnieuw aangehaald.
Als verzamelaar van Bosch-schilderijen en als zestiende-eeuwse schrijver over Bosch verdient Felipe de Guevara ruimschoots de aandacht van de Bosch-exegese, niet in het minst omdat zijn vader waarschijnlijk nauwe contacten met de schilder heeft gehad. Ambrosio de Morales, de docent van Felipe’s zoon Diego, is de auteur van een (zeer vroege en zeer interessante) commentaar op de Hooiwagen-triptiek.
[explicit 15 augustus 2015]