Jheronimus Bosch Art Center

Jeroen Bosch in Den Bosch - De schilder tegen de achtergrond van zijn stad

Vink 2001a
Vink, Ester
Serie: Nijmeegse Kunsthistorische Cahiers - deel 7
Genre: Non-fictie, kunstgeschiedenis
Aantal pagina's: 126
Uitgever: Nijmegen University Press
Uitgave datum: 2001
ISBN: 90-5710-103-3

Vink 2001a

 

Jeroen Bosch in Den Bosch. De schilder tegen de achtergrond van zijn stad

(Ester Vink) 2001

[Nijmegen University Press, Nijmegen, 2001, 126 blz.]

 

Ester Vink is een Nederlandse historica die in het kader van de Bosch-tentoonstellingen te Rotterdam en ’s-Hertogenbosch in 2001 archiefonderzoek heeft verricht naar Bosch. Bij de door haar onderzochte archiefbronnen ligt de nadruk op de rekeningen en archieven uit ’s-Hertogenbosch over de periode 1460-1550 (op de bladzijden 119-123 wordt een gedetailleerd overzicht van die archiefbronnen gegeven). Meteen al in de inleiding bekent Vink eerlijk dat haar onderzoek geen sensationele resultaten heeft opgeleverd: de archiefbronnen leveren niets op als het gaat over de ideeën achter Bosch’ schilderijen of over de visie van zijn tijdgenoten op zijn werk. Wat in dit boekje dan wel aan bod komt, is het brede Bossche milieu van de schilder en meer bepaald zijn culturele, sociale en familiale omgeving.

 

In een kort eerste hoofdstukje zegt Vink iets meer over ’s-Hertogenbosch rond 1500. Den Bosch was toen geen belangrijke, maar wel een levendige en welvarende stad, met een voorspoedig zakenleven dat stimulerend werkte op het culturele leven [p. 9]: voor de Bossche kunstenaars waren de religieuze vestigingen (de Sint-Jan voorop) belangrijke opdrachtgevers [p. 11]. Tegen het einde van de vijftiende eeuw vormden de Gelderse oorlogen echter wel een ernstige financiële aderlating, waar vooral de armere lagen van de bevolking onder leden. Bosch moet tijdens zijn leven met de gevolgen van die oorlogen en met de hierdoor veroorzaakte sociale spanningen geconfronteerd geweest zijn [p. 10].

 

Dan volgt een lang (en ook bijzonder langdradig) hoofdstuk over de kunstenaars in ’s-Hertogenbosch. Bosch’ echtgenote, Aleid van de Meervenne, kwam uit een gegoede familie met vrij veel grondbezittingen en inkomsten [p. 23]. Zijn collega’s hadden het vaak minder breed: binnen de groep van Bossche kunstenaars behoorde Jeroen blijkbaar tot het bovenste segment in dit opzicht [p. 24]. Bosch was ook gezworen broeder van de Lieve-Vrouwe-Broederschap, waartoe rond 1500 vooral veel geestelijken en leden van vooraanstaande Bossche families behoorden. Bosch, de bouwmeester Jan Heyns en de organist (en geestelijke) Jan die Gruyter waren zowat de enige ‘kunstenaars’ die het tot gezworen broeder hadden geschopt [p. 25]. Na 1525 konden alleen aristocraten gezworen broeder worden [p. 26]. Jeroen woonde in een huis aan de noordzijde van de Markt (het huidige pand Markt 61), ‘Inden Salvatoer’ geheten. Deze buurt werd beschouwd als ‘chic’. Jeroens huis bezat overigens een gekanteelde voorgevel die hoger was dan het huis zelf, zodat het hele huis een stuk groter leek dan in werkelijkheid het geval was. Tegenwoordig zijn alleen de zijmuren en de kelders onder het voor- en achterhuis nog bewaard. Aan de oostkant van de Markt (nu Markt 29) woonden Jeroens ouders, broers en een neef in een stenen huis, dat vader Anthonis in 1462 had gekocht (het huis wordt in een zestiende-eeuwse bron ‘Sint Thoenis’ geheten) [pp. 28-29].

 

Uit de zettingen (belastingen die de stad hief als zij geld nodig had) die Bosch moest betalen, blijkt dat hij veel meer moest betalen dan voor kunstenaars gebruikelijk was (alleen bouwmeester Jan Heyns moest meer betalen), maar dat hij anderzijds in zijn algemeenheid bekeken op hetzelfde niveau blijkt te zitten als de doorsnee Bossche notabele of welvarende ambachtsman. Bosch behoorde naar verluidt zeker niet tot de toplaag van de Bossche samenleving! [p. 34] Velen streefden hem voorbij in de zettingen. Bosch moest wel meer cijnsen (jaarlijkse belastingen over onroerend goed) betalen dan Jan Heyns [p. 38]. Uit de in de rekeningen vermelde opdrachten blijkt dat Jeroen niet rijk is geworden van wat hij deed voor de Bossche instellingen. De bedragen die bijvoorbeeld de Lieve-Vrouwe-Broederschap in de jaren 1510 aan hem uitbetaalde, waren zeker niet hoog (maar misschien rekende hij voor hen een vriendenprijs) [p. 57]. Het rekeningenboek van de broederschap voor het geld uit een speciale kist dat onder meer aan de grotere kunstwerken werd gespendeerd, is echter wel verloren gegaan! [pp. 59-60].

 

Het derde (eveneens nogal droge) hoofdstuk handelt specifiek over de schilders in Den Bosch: de bronnen noemen ongeveer 35 schilders in verband met werkzaamheden voor Bossche opdrachtgevers (zie de lijst op pp. 62-64, met vermeldingen van onder meer Jeroens grootvader Jan, zijn vader Anthonis, zijn oom Goessen, zijn broer Goessen, zijn neef Anthonis en verder ook Gielis Panhedel, vermoedelijk een figuur uit de Bosch-navolging). Jeroens neef Anthonis en zijn neef Jan de Beeltsnyder waren zoons van Jeroens oom, Goessen den Maelder [p. 83]. Over schildersateliers heeft Vink niet veel informatie gevonden. Ene Amant die Maelre had een leerjongen, en Jeroen had knechten (blijkens een rekening van de Lieve-Vrouwe-Broederschap uit 1503/04, het zogenaamde knechtendocument). Waarschijnlijk was het atelier van Bosch grotendeels een familieaangelegenheid [pp. 78-79].

 

Het vierde en laatste hoofdstuk ten slotte gaat over Jeroen Bosch zelf. Eerst gaat het over zijn voornaam (in de bronnen: Jeronimus, Jheronimus, Joen, Jonen en Jeroen, die laatste voornaam echter nooit in combinatie met ‘Bosch’), zijn familienaam (Van Aken) en zijn kunstenaarsnaam Bosch die slechts één keer in de rekeningen voorkomt (1509/10: Jheronimus van Aken, schilder ofte maelder die hem selver scrift Jheronimus Bosch) [pp. 87-89]. Men vermoedt dat Bosch geboren is rond 1450: in 1481 treedt hij voor het eerst zelfstandig op in een schepenakte en in hetzelfde jaar blijkt hij de echtgenoot te zijn van Aleid van de Meervenne. In 1474 verschijnt Jeroens naam reeds twee maal in schepenakten, maar dan samen met zijn vader en broers. Als Bosch omstreeks 1450 geboren werd, kan het pand Markt 29 niet zijn geboortehuis zijn, want dat werd door vader Van Aken pas in 1462 aangekocht [pp. 89-90].

 

Grappig is dat Jeroen in een schepenakte van 1515 per vergissing ‘bakker’ (pistor) wordt genoemd in plaats van ‘schilder’ (pictor) [p. 91]. Belangrijk in Jeroens leven en carrière was de Onze-Lieve-Vrouwe-Broederschap: Jeroen was er gezworen broeder van [p. 92], organiseerde enkele feestelijke ‘maaltijden’ (in 1488/89, in 1498/99 en in 1510) [pp. 97-99] en vervulde enkele (weinig opvallende) opdrachten voor de broederschap. Uit twee nogal losse vermeldingen van zijn naam (‘Jeroen Maelder’ en ‘Joen’) zou kunnen blijken dat hij voor de broederschap een erg vertrouwde figuur was [pp. 94-95].

Een overzicht van Jeroens activiteiten in ’s-Hertogenbosch:

  • 1475/76: een vergadering omtrent het door Adriaen van Wesel te maken altaarretabel van de Lieve-Vrouwe-Broederschap, waaraan Anthonis van Aken en zijn zonen (waaronder dus Jeroen) deelnamen [p. 100].
  • 1480/81: Jeroen koopt van de Broederschap de deuren van een oud altaar die bij de stadsbrand van 1563 gespaard waren gebleven [p. 101].
  • 1481/82: Jeroens broer Goessen werkt aan het hoogaltaar van de Sint-Jan [p. 101].
  • Tot circa 1615 stonden er altaarstukken van Bosch in de Sint-Jan, maar die zijn verloren gegaan [p. 102].

Een belangrijk argument tégen de bewering van sommigen dat Bosch’ drieluiken nooit op een altaar in een kerk of kapel kunnen hebben gestaan, is het volgende: de altaarstukken die Jeroen Bosch voor de Sint-Jan schilderde, hebben daar ruim een eeuw gestaan. Rond 1615 ging de Kerk zich storen aan de figuren die Jeroen Bosch had afgebeeld. De vele naakten werden aanstootgevend gevonden, reden waarom de stad ’s-Hertogenbosch in 1617 de deuren van het hoogaltaar kon aankopen. Voor het stadsbestuur konden ze kennelijk wél door de beugel [p. 102, vergelijk Gerlach 1988: 59/60].

  •  1487: voor het Geefhuis stoffeert Jeroen een nieuw kleed en een hertshoren [p. 102].
  • Circa 1490 zou Jeroen de binnenzijde van twee altaardeuren van het Mariaretabel van de Lieve-Vrouwe-Broederschap beschilderd hebben met een ‘Sint-Jan de Doper’ (nu in Madrid?) en een ‘Sint-Jan op Patmos’ (nu in Berlijn?), misschien in opdracht van proost Jan van Vladeracken [pp. 103-106/113].
  • Enkele kleinere werkzaamheden in 1491/92 en 1493/94 [p. 106].
  • Knechten van Bosch beschilderen in 1503/04 de wapenschilden van drie vooraanstaande broeders van de Broederschap [p. 107]: uit het archiefstuk (het knechtendocument) zou niet blijken of het om één of meer knechten ging!

Tussen 1498/99 en 1508/09 moest Bosch wel belastingen betalen, maar in de andere Bossche bronnen wordt hij in deze periode niet genoemd.Verbleef hij toen in het buitenland? Het is erg onzeker! [p. 109]

  • 1508/09: Bosch en Jan Heyns adviseren in verband met het stofferen van het broederschapsaltaar [p. 109].
  • 1511/12: Bosch maakt het patroon van een kruis voor een gouden kazuifel [p. 110].
  • 1512/13: Bosch maakt het patroon voor een lichtkroon in de Onze-Lieve-Vrouwe-kapel van de Sint-Jan [p. 111].
  • Jeroen overlijdt in 1516. Zijn uitvaartplechtigheid was op 9 augustus [p. 111].

Vink concludeert dat Jeroens belangrijkste opdrachtgever (binnen ’s-Hertogenbosch wel te verstaan) de Lieve-Vrouwe-Broederschap was [p. 116] en dat hij (ondanks enkele mogelijke perioden van afwezigheid) het grootste deel van zijn werkzame leven in zijn geboortestad doorbracht [p. 116].

Belangrijke nieuwe gegevens heeft Vink met dit alles niet aangebracht. Alle Bosch-referenties die zij aanhaalt, zijn reeds van elders bekend. Wel staat alles hier nog eens mooi bij elkaar, aangevuld met een hele reeks archivalische bevindingen, die echter voor het overgrote deel minder interessant zijn, althans voor wat de Bosch-studie betreft.

 

[explicit]

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram