Vinken/Schlüter 2000
“The foreground of Bosch’s Death and the miser” (Pierre Vinken en Lucy Schlüter) 2000
[in: Oud Holland, jg. 114 (2000), nr. 2/4, pp. 69-78.]
De Tolnay heeft reeds vastgesteld dat het lot van de stervende man op Bosch’ De dood van een vrek-paneel (Washington) niet vaststaat, dit in tegenstelling tot de Ars moriendi-houtsneden, waarin de engel steevast over de duivel triomfeert. Bij Bosch ligt de verantwoordelijkheid bij de stervende zelf, wiens armgebaren tegenstrijdige emoties uitdrukken (de linkerarm reikt naar een kruisbeeld, de rechterarm naar een geldbeurs).
Wat tot nu toe nog niet bevredigend verklaard werd, is de voorgrond van het paneel, met de rode doek die over een muurtje hangt, de harnasonderdelen en de wapens. Deze laatste voorwerpen kunnen in verband gebracht worden met Paulus’ Brief aan de Efesiërs 6: 10-17, waarin de christenen aangemaand worden een geestelijke wapenuitrusting aan te trekken. In de middeleeuwen bestond er een literaire traditie die direct of indirect terugging op deze passage, en waarin telkens sprake is van een geestelijke wapenuitrusting. Ook in de beelding treffen we deze topos nu en dan aan, onder meer in een dertiende-eeuwse miniatuur en in Dürers prent Ridder, Dood en Duivel uit 1513.
Vinken en Schlüter dateren het paneel in Washington rond 1509 en stellen voor om de wapenuitrusting op de voorgrond te interpreteren als de wapens van de miles christianus, onder invloed van de Paulus-brief en wellicht ook onder invloed van Erasmus’ Enchiridion militis christiani (geschreven in 1501 en voor het eerst gedrukt in 1503). Het zwarte, gevleugelde mannetje dat op de muur leunt, brengen zij (niet erg overtuigend) in verband met een passage uit het Sterfboec (1488): het mannetje zou dan de verdoemde ziel van de stervende vrek voorstellen.
[explicit]