Jheronimus Bosch Art Center

1 Lelie = Christus

 

Gheestelike Brulocht ed. 1932 (kort vóór 1343)

  • 176. Mystiek traktaat. Over Christus: Hi was die ombesmette lelye ende die ghemeyne veltbloeme, daer alle goede menschen honich eewigher soeticheit ande laden ende eewichs troosts.

Tafel van den Kersten Ghelove IIIa ed. 1938 (1404)

  • 34 (Somerstuc, hoofdstuk 3, regel 33). Theologisch compendium. Christus wordt genoemd: lelye [lees: lilium] convallium. Vergelijk Hooglied 2, 1.

Jhesus collacien ed. 1962 (1480?)

  • 151 (8ste preek, regels 18-20). Prekenbundel. De witte lelie in de zomer = de schoonheid van Christus’ witte lichaam.

Bijns ed. 1886 (vóór 1529)

  • 300 (refrein 82, strofe d, vers 9). Vroed rederijkersrefrein. Over Christus: Zijn lippen als lelien, daer mirre uut spraeydt.

Testament Rhetoricael I ed. 1976 (1561)

  • 213 (fol. 111r, verzen 14-16). Rederijkerslied. Soo salomon vertelt / Een lelye inden daelen / Bem Ick en blomme int velt.

 

2 Lelie = Maria

 

Jhesus collacien ed. 1962 (1480?)

  • 255 (45ste preek, regels 16-18). Prekenbundel. Drie lelies = de zuiverheid van hart en ziel van de Maagd Maria.

De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)

  • 154 (vers 41). Vroed rederijkersgedicht, Marialof. Lelie binnen den scherpen doorne.
  • 164-166. Vroed rederijkersrefrein. Titel: Lof van Maria bijder lelie.
  • 191 (vers 44). Vroed ABC-dicht. Liefste Lelie, Lauendre, Lauweriere.

Stijevoort I ed. 1929 (1524)

  • 283 (refrein 132, verzen 85-86). Vroed rederijkersrefrein, Marialof. Een vat volhonichs der godlyker nacien / sydi maria ende suuerste lelije.
  • 302 (refrein 139, vers 35). Vroed rederijkersrefrein, Marialof. O lelye soete.
  • 304 (refrein 139, vers 91). Vroed rederijkersrefrein, Marialof. Lof werde ghestadighe lelye fijne.
  • 305 (refrein 140, vers 15). Vroed rederijkersrefrein, Marialof. Stokregel: lof lelye dueruloeyende medecijne.
  • 306 (refrein 140, vers 20). Vroed rederijkersrefrein, Marialof. Ghy syt de lelye witter dan snee.
  • 306 (refrein 140, verzen 31-34). Vroed rederijkersrefrein, Marialof. Die olije van lelijen die verdrinckt / tgheswelsel van alle quade humueren / Mer moeder ghy sy die oly die schinckt / ontfermichede allen creatueren.

Stijevoort II ed. 1930 (1524)

  • 31 (refrein 150, vers 21). Vroed rederijkersrefrein, Marialof. Aue lelye noyt gracie soe groot.

Tielebuijs ed. 1934 (1541)

  • 62 (vers 522). Rederijkersklucht. Maria wordt die reijn lilie genoemd.

 

3 Lelie = heilige maagden

 

Sancti Eusebii Hieronymi Epistulae ed. 1991 (394)

  • 255 (Brief LIV, paragraaf 14). Latijnse brief (‘Ad Furiam de Viduitate Servanda’). Ondersteun de weduwen en meng ze als viooltjes met de lelies van de maagden en de rozen van de martelaren.

Tafel van den Kersten Ghelove IIIb ed. 1938 (1404)

  • 671 (Somerstuc, hoofdstuk 53, regels 273-275). Theologisch compendium. Over de hemel: al daer die suver maechden gaen ghecleet mit schijnen, lichten, witten, [in stralend witte glans] ende draghen crnsen van lelien ende van bloemen.

Sinte Katherine ed. 2011 (XV)

  • 60. Heiligenleven. Vader, bit voor die dochter die du ghewonnen hebste, op dat si wassen mach als een lelie inden hove Jhesu Christi. De dochter is de H. Katharina. Voor het beeld van de lelie in de hof, vergelijk Hooglied 2, 2 / 2, 16 en 6, 2-3.
  • 116. Over de hemel, daer die alre claerste scaer der maechden, onder die blenkende lelien bloeyende, mit rosighen blomen den Lam navolghen soe warwaert dattet gaet. Lelies // heilige maagden.

Bijns ed. 1886 (vóór 1529)

  • 68 (refrein 18, strofe c, verzen 13-15). Vroed rederijkersrefrein. Die brudegom Jesus gaet hem geerne vermeyden / Onder de lelien, zoo tes bescreven, / Dats onder de maegden.

Testament Rhetoricael I ed. 1976 (1561)

  • 104 (fol. 45v, verzen 25-29 – fol. 46r, verzen 1-14). Vroed rederijkersrefrein. Over de Brugse Gilde van de Drie Zantinnen. De H. Catharina wordt vergeleken met een witte lelie.

 

4 Lelie (onder doornen) = maagdelijkheid, kuisheid, reinheid (waarbij doornen = zondigheid)

 

Gheestelike Brulocht ed. 1932 (kort vóór 1343)

  • 134. Mystiek traktaat. Reynichicheit des lives ghelijctmen der witheit der lelyen ende der puerheit der inghele.

Tafel van den Kersten Ghelove IIIa ed. 1938 (1404)

  • 137 (Somerstuc, hoofdstuk 8, regel 167). Theologisch compendium. Lelyen der cuuscheit.

Coninx Summe ed. 1907 (1408)

  • 458-459 (paragraaf 516). Stichtelijk prozatraktaat. Maechdelicheit is onder ander doechden ghelijct der lelie, dat een scoen witte bloem is, als onse here seit doer Salomon: ‘Mijn vriendinne is ghelijc der lelie onder doornen’. Die vriendinne, dat is die maecht. (…) Dese lelie bewaert haer scoenheit onder die doornen der becoringhen. Want dat vleysch is een mishoep, die anders niet en ladet als hi op hem selven is, dan netelen of doornen, dat sijn quade vermaninghen, die dicke prekelen den geest. Mer die lelie der maechdelicheit en heeft gheen noet vanden doornen, als si wel ghewortelt is inder minnen goods, diese van becoringhen bescermt.

Jhesus collacien ed. 1962 (1480?)

  • 132 (1ste preek, regels 96-99). Prekenbundel. Zoete lelie = de kloosternon die zuiver van lichaam, rein van hart en onbesmet van zinnen is.
  • 248 (21ste preek van de H. Geest, regels 6-7). Lelies = de maagdelijke reinheid van de nonnen.

Suster Bertken ed. 1924 (1518)

  • 64-65. Vroed lied: ‘Ic was in mijn hoofkijn’. Hier in soe moet ic zayen lelyen saet. Christus ziet die lelies graag, als ze zuiver groeien. Aantekening verklaart: lelies = zinnebeeld van de reinheid.

Ghenaede Goodts ed. 1996 (vóór 1598)

  • 178v (vers 1249). Rederijkersspel. Des Gheests Inspiratie tot Ghenaede Goodts over de bekeerde Dinwendigen Mensch: ghij sult hem vinnen als Den Lelij onder den doornen.

Amoreuse Liedekens ed. 1984 (circa 1600)

  • 124 (strofe 4, vers 4). Amoureus liedje. Jonker Willem wil zijn liedje uit Vlaanderen niet bedriegen, want ze is zo mooi, zy draeghter alle dagen de lely in haer herte. Aantekening noteert: de lelie is teken van kuisheid, reinheid.

 

5 Lelie // Laatste Oordeel

 

Coninck Proetus Abantus ed. 1992 (1589)

  • 12v (verzen 466-471). Rederijkersspel. [Hertelijck Medelijen:] Hertelijck medelijden is mijnen naem / ick draeghe den Lelij der ontfarmherticheden / [Punitie nae recht:] Een tswaert van Justite scharp van sneden / dracht ick want ick heet punitie nae recht.

 

6 Lelie = goede, positieve dingen / deugden

 

Brugman ed. 1948a (XVc)

  • 173-174 (Preek 14, regels 177-223). Prekenbundel. Naar aanleiding van het evangelievers ‘merct die lelyen des ackers, hoe dat si wassen’, een uitgebreide allegorie rond de lelie = de goede gelovige.
  • 230-234 (Preek 19, regels 141-246). Prekenbundel. Lange allegorische preek over drie soorten lelies, met bijbelreferenties. De lelie die onder de doornen staat = geestelijke die van buiten vroom lijken maar zich inwendig overgeven aan zondige gedachten en kwade begeerten. De lelie die door de doornen gestoken wordt = zij die dagelijks aangevochten worden door vleselijke bekoringen. De lelie die boven de doornen verheven is = zij die hun natuur overwonnen hebben.

Jhesus collacien ed. 1962 (1480?)

  • 128 (inleiding, regels 13-21). Prekenbundel. Lelietak = de preken die Jezus in de Vasten elke dag zal komen geven. Die zullen zoet (de geneuglijkheid van de lelies) en krachtig (hun geur) zijn.
  • 129 (1ste preek, regels 3-4). De eerste lelie = het eerste sermoen.
  • 219 (28ste preek, regels 3-6). De hemelse leliehof = een zuiver geweten waarin veel goede gedachten geoefend worden.

Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)

  • 12 (strofe 36, verzen 1-2). Rederijkerslyriek. Vrouw Rhetorica houdt in de rechterhand een lelie, in de linkerhand een zwaard: In dijn rechte hand haudt ghy de Lelie zoet / In teecken der woorden goet, zoete bouen schreuen.

De Bruyne III ed. 1881 (1579-83)

  • 112 (nr. 114, strofe 4, verzen 8-11). Vroed rederijkersrefrein. De wereldse ijdelheden: Soo en ist noch niet by der lelien blincken, / dan al dryfsant, wat ghy moecht wincken, / een ydel samblant, nae Salomons spraken, / voer Christus wercken, die niet en mogen crincken.

 

7 Lelie = mooi en/of geliefd en/of gerespecteerd meisje (geldt ook voor vrouwelijke allegorische personages)

 

Cristenkercke ed. 1921 (1541)

  • 29 (vers 681). Rederijkersspel. Christus over Vprecht Simpel Gheloven: mijn lelije onder den doren ghedect.
  • 30 (vers 715). Idem: die scoonste witte lelije der dalen.
  • 55 (vers 1299). Selfs Goetduncken (een valse verleider) tot Vprecht Simpel Gheloven: mijn lelije, mijn rose.

Antwerps Liedboek I ed. 1983 (1544)

  • 117 (nr. 101, strofe 3, vers 1). Amoureus liedje. Reyn lelijcken wt ghelesen.

Vreese des Heeren en Wijsheijt ed. 1968 (circa 1550)

  • 377 (verzen 325-326). Rederijkersspel. Goetwillich Herte tot zijn lief Gerechticheyt: Ghelijck een lelye onder die schoone / Syt ghij.

Amoreuse Liedekens ed. 1984 (circa 1600)

  • 85 (strofe 3, vers 1). Lied. Reyn Lelyken uytghelesen.

 

8 Lelie = Franse koning

 

Van Velthem: Guldensporenslag ed. 2002 (1316)

  • 98 (hoofdstuk 16, vers 63). Didactisch rijmtraktaat. Des conincs lilie werd gestort.
  • 136 (hoofdstuk 26, verzen 9-12). Artoys hilt hem dat gepayt. / Hi droech den scilt met liliën gesait / met goude up heven in asure, / den scilt van Vrancrike pure.
  • 200 (hoofdstuk 41, verzen 24-26). Binnen Gent werd groet gescal / op desen dach in die stat / te velne der leliën blat.
  • 202 (hoofdstuk 41, vers 61). Men werp die lilye onder voet.

De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)

  • 359 (verzen 220-221). Vroed rederijkersgedicht. En beware den aer onsen yongen helt [Maximiliaan I] tgen [lees: tegen] die leelije die welcke ons quelt.

Hooghen Wynt ende Zoeten Reyn ed. 1920 (1525)

  • 97 (verzen 298-300). Rederijkersspel. Want den edelen aerndt heift onder zyn vlercken / De lelye met zynen wortele gheheel / Ende meestdeel de blommen vut Vransche pryeel. Arend = Karel V, lelie = Frans I, de bloemen uit het Franse prieel = de Franse ‘prinsen’ of krijgsheren.
  • 97 (vers 321). De lelye die hueren ghuer verloren heift.
  • 97 (verzen 328-329). Ghebenendyt zy dhandy die de lelye vynck / Noynt scoonder blomme hy ons en plucte.

Aragoenoysen ed. 1920 (1525)

  • 120 (verzen 48-52). Rederijkersspel. O edel lelie scoon blomme zoet / Menichte van Volcke moet hu beclaghen / Dat al hu blommen net jnt behaghen / Als nv met hu om quelen staen / Jn een ander landauwe tmach my veruelen waen.
  • 124 (verzen 174-176). Vp de scoonheyt der lelye bouen alle blommen / Jnt Vrancxsche pryeel wylen rosierich / Es gheuallen een ruwyne putertierich.

Ghewillich Labuer ende Volc van Neerrynghe ed. 1920 (1526)

  • 186 (vers 106). Rederijkersspel. Tusschen hu ende dedele lelye ghepresen.
  • 189 (verzen 197 / 201). Metter lelye jnt pryeel der Vrancxscher croone / (…) By dese roose die de lelye ghepresenteirt es.
  • 191 (verzen 282 / 286). De lelye die metter wortele vut ghespit es / (…) Metter lelye een scoone roose plant.
  • 192 (verzen 304-309). De veldheren van de Franse koning worden twee maal blommen genoemd.

Pays ed. 1920 (1538)

  • 551 (verzen 208-212 / 214-216). Rederijkersspel. Dat bleeck wel als den conync ghevanghen was / Dat den keyser een heere es van grooter ghenaeden. Want doen hy de lelye hadde met al huer bladen / Hy steldese weder jnt Vransche pryeel / Sonder scaede of hindere. / (…) Om oorloghe te scuwene heift hy gheplant / Met der lelye een scoon roose zoet / Syn eyghen sustere, vleesch ende bloet. Het gaat hier over Karel V en Frans I.
  • 555 (vers 368). Ende tpryeel der lelyen te stercker vry.

Antwerps Liedboek I ed. 1983 (1544)

  • 223 (nr. 190, strofe 6, vers 7). Politiek geladen lied. Vry lelie nv beeft.
  • 256 (nr. 217, strofe 6, vers 5). Lied. Den Arent sal noch die Lelie ontdoen.

Diversche Liedekens ed. 1943 (XVIb)

  • 14 (nr. 6, strofe 3, vers 2). Liedje. Laet op de Lely commen.
  • 36 (nr. 16, strofe 1, verzen 5-6). Liedje. De Lely zoet / Verliest den moet.
  • 74 (nr. 30, strofe 2, vers 2). Liedje. De Lelie aen de Arend sant.

Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)

  • 61. Een ‘incarnatie’ (jaartaldicht). BII PaViën daer dIVersChen prIIs LaCh, / FlaVde de LeLIë, op Sente MatthIIs daCh.

Testament Rhetoricael III ed. 1980 (1561)

  • 21 (fol. 325v, vers 27). Rederijkerslyriek. Tot de Franse koning: hoe bevlect ghy nv de Lelye zuverste der blommen.

 

[explicit 29 januari 2017]

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram