Jheronimus Bosch Art Center

De heks als duivelsboel - Over het ontstaan van de angst voor heksen en de bescherming tegen beheksing

Dresen-Coenders 1985b
Dresen-Coenders, Lène
Genre: Non-fictie, kunstgeschiedenis
Uitgave datum: 1985
Bron: Tentoonstellingscatalogus, "Tussen heks en heilige - Het vrouwbeeld op de drempel van de moderne tijd, 15de/16de eeuw", Uitgeverij SUN-Nijmeegs Museum 'Commanderie van Sint-Jan', Nijmegen, 1985, pp. 59-82

Dresen-Coenders 1985b

 

“De heks als duivelsboel: Over het onstaan van de angst voor heksen en de bescherming tegen beheksing” (Lène Dresen-Coenders) 1985

[in: (Tentoonstellingscatalogus), Tussen heks en heilige. Het vrouwbeeld op de drempel van de moderne tijd, 15de/16de eeuw. Uitgeverij SUN-Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’, Nijmegen, 1985, pp. 59-82]

 

De opkomende heksenleer in de vijftiende eeuw dient naar verluidt geplaatst tegen de achtergrond van de steeds meer aan invloed winnende burgermoraal. Met name de macht van vrouwen op het gebied van seksualiteit, voortplanting en opvoeding werd als bedreigend ervaren in een tijd dat de behoefte aan maatschappelijke beheersing en morele controle op dat gebied juist toenam. Dat de duivel in zijn eindstrijd in hoofdzaak vrouwen als bondgenoot koos, had op basis daarvan een zekere plausibiliteit.

 

In de Malleus Maleficarum, de exponent in de strijd tegen heks en duivel in de vijftiende eeuw, wordt de H. Antonius meer dan eens voorgesteld als het grote voorbeeld van onaantastbaarheid en weerstand tegen de Satan. Omdat Jacobus Sprenger (de invloedrijkste auteur van de Malleus) in ’s-Hertogenbosch geen onbekende was, lijkt het interessant de Antonius-triptiek (Lissabon) van Jeroen Bosch in het licht van dit beroemde anti-heksenboek te bekijken.

 

Pas tegen het einde van de vijftiende eeuw (na het verschijnen van de Malleus dus) verliezen Bosch’ duivelfiguren hun traditionele karakter: de uitgebreide verhandelingen in de Malleus over duivelse zinsbegoochelingen en demonische schijngestalten nodigen daartoe als het ware uit. Op het linkerluik wordt het feit dat Antonius door demonen overvallen werd, uitgangspunt voor kritiek op corruptie en verval van de eigentijdse clerus. Hetzelfde gebeurt in de Malleus, zij het slechts in een korte passage. Op het rechterluik verwijzen de naakte vrouw in de holle boom en de vliegende vis waarop een man en een vrouw zitten, naar de heksenleer. De weergave van Antonius op het middenpaneel ten slotte beantwoordt aan de wijze waarop hij in de Malleus ten voorbeeld wordt gesteld: de heilige merkt de duivelse figuren vlak bij hem niet eens op.

 

De wereld van waaruit Bosch schilderde, was er een van zondebesef, duivelangst en doemdenken. Antonius verbeeldde daarin een teken van mogelijke redding uit de greep van de duivel en zijn bondgenoten.

 

[explicit]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram