Jheronimus Bosch Art Center

El jardin de las delicias, Sigüenza y Platón

García Rodríguez 2018
García Rodríguez, Fernando
Genre: Nonfictie, kunstgeschiedenis
Bron: La Ciudad de Dios - Revista Agustiniana, vol. CCXXXI, nr. 2 (mei-augustus 2018), pp. 365-398

García Rodríguez 2018

 

El Jardín de las delicias, Sigüenza y Platón” (Fernando García Rodríguez) 2018

[in: La Ciudad de Dios – Revista Agustiniana, vol. CCXXXI, nr. 2 (mei-augustus 2018), pp. 365-398]

 

García Rodríguez (professor emeritus van de Complutense Universiteit van Madrid) meent dat de sleutel tot een beter begrip van de Tuin der Lusten-triptiek niet alleen kan gevonden worden in de Bijbel maar tevens bij oud-Griekse mythen en in het bijzonder bij Plato’s Symposion. Dit naar aanleiding van de uitspraak van frater José de Sigüenza (bibliothecaris van het Escorial) uit 1605 dat de uil, die zo vaak voorkomt in het werk van Bosch, een nachtvogel is, gewijd aan Minerva en aan de studie en een symbool van de Atheners onder wie de filosofie zo floreerde. Een kunstwerk necesita de una interpretación de acuerdo con los supuestos culturales que la han sustentado (heeft een interpretatie nodig die overeenkomt met de culturele premissen waaruit het is voortgekomen). De auteur geeft daarom een aantal argumenten die aantonen dat de filosofie van Plato rond 1500 nog bekend was en het nodige prestige had (pp. 379-380).

 

De buitenluiken van de Tuin der Lusten staan in het teken van de goddelijke Liefde die de wereld creëert. De binnenluiken beelden de triomf van Eros (Amor) en van de Schoonheid uit. Christus, die op het linkerbinnenluik Adam en Eva tot elkaar brengt, vertegenwoordigt Amor (de goddelijke Liefde). In tegenstelling tot wat vele auteurs beweren, is er van verontrustende zondigheid op dit linkerbinnenluik niets te merken. Dit paneel staat in het teken van de Liefde die man en vrouw met elkaar verenigt. Centraal staat de uil (in de fontein): symbool van Athena, de godin van de wijsheid en de rede die de Liefde moeten beheersen.

 

Het middenpaneel met zijn talrijke naakten beeldt de triomf uit van de liefde, meer bepaald van de hemelse godin Afrodita Urania, zoals we die kennen uit Plato’s Symposion. De carrousel van ruiters die rond een vijver met naakte vrouwen draait, heeft niets zondigs: de ruiters rijden op dieren en staan zo boven hun lagere driften. We zien hier niets dan verheven, hoofse liefde, maar geen platvloerse vleselijke drift (Afrodita Pandema uit het Symposion): de liefde hier is passie die veroorzaakt wordt door het aanschouwen van schoonheid. Als Bruegel dansende boeren schildert, dan gaat het over de lagere driften van de boerse mens, geregeerd door Dionysos. Bij Bosch gaat het om de liefde die beteugeld wordt door de rede en het verstand, die liefde is bij hem apollinisch en platonisch.

 

De uil is het symbool van dat regulerend verstand. Niet alleen in de tekening Het veld heeft ogen, het woud heeft oren (Berlijn), maar ook in het detail op het middenpaneel van de Tuin met de twee dansende figuren in een fruitschil en daarbovenop een uil (onderaan rechts). De auteur ziet in deze dansers één figuur met vier armen en vier benen en stelt dat Bosch hier geïnspireerd werd door de androgyne sekse die beschreven wordt in het Symposion: oorspronkelijk zouden er behalve mannen en vrouwen ook nog wezens geweest zijn die tot beide seksen tegelijk behoorden. De figuur uit wiens achterwerk bloemen tevoorschijn komen, zou kunnen verwijzen naar la educación sexual en Grecia (waarmee de auteur blijkbaar de voorkeur van de oud-Griekse mannen voor de knapenliefde bedoelt).

 

Aan het rechterbinnenluik (naar verluidt ‘één van de meest helse’ hellen die Bosch schilderde) wordt opvallend weinig aandacht besteed. In deze hel worden de lagere driften bestraft, bijvoorbeeld de ‘ridder’ die verslonden wordt door op basilisken lijkende dieren (zijn het niet gewoon honden?), met andere woorden door zijn eigen lagere passies.

 

       De benadering van Bosch die in dit artikel wordt voorgesteld, komt bijzonder weinig overtuigend over. Dat Bosch zijn inspiratie zou gehaald hebben uit Plato, wordt helemaal niet aannemelijk gemaakt en wordt tegengesproken door het oeuvre van Bosch in zijn geheel. De auteur negeert dat oeuvre echter grotendeels, concentreert zich op de Tuin der Lusten en ook dan negeert hij honderdenéén details, er enkel uitpikkend wat in zijn kraam past (of beter: lijkt te passen). De meeste Bosch-kenners zullen het er trouwens over eens zijn dat Sigüenza’s uitspraak over de uil bij Bosch niet het meest gelukkige onderdeel is van zijn voor het overige wel lezenswaardige commentaar. García Rodríguez’ artikel lijkt op die manier het zoveelste voorbeeld te zijn van ‘gesol met Jeroen Bosch’. Helaas is het artikel op vele plaatsen dan ook nog eens bijzonder arrogant en agressief van toon, richting andere Bosch-auteurs.

 

[explicit 23 februari 2019]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram