Jheronimus Bosch Art Center

The Last Judgment in Sixteenth Century Northern Europe: A Study of the Relation Between Art and the Reformation

Harbison 1976
Harbison, Craig
Genre: Non-fictie, kunstgschiedenis
Uitgave datum: 1976
Bron: Craig Harbison, "The Last Judgment in Sixteenth Century Northern Europe: A Study of the Relation Between Art and the Reformation", Outstanding Dissertations in the Fine Arts, Garland, New York-Londen, 1976, pp. 69-83 / 197-202

Harbison 1976

 

The Last Judgment in Sixteenth Century Northern Europe: A Study of the Relation Between Art and the Reformation (Craig Harbison) 1976

[Outstanding Dissertations in the Fine Arts, Garland, New York-Londen, 1976, pp. 69-83 / 197-202]

[Ook vermeld in Gibson 1983: 185 (J10)]

 

Het ligt niet in Harbisons bedoeling een overzicht te geven van Bosch’ symboliek, hij wil enkel diens millenarian thought analyseren. Ofschoon de authenticiteit van het Tafelblad met de Zeven Hoofdzonden (Madrid, Prado) niet vaststaat, beschouwt Harbison de tondo in de rechterbovenhoek als Bosch’ oudste uitbeelding van het Laatste Oordeel. Bosch sluit hier nog sterk aan bij de traditie. De Weense Laatste Oordeel-triptiek wordt door de meerderheid van de Bosch-auteurs, naar verluidt terecht, gezien als een eigenhandig werk van de meester. Ofschoon op het middenpaneel een klein aantal geredde zielen afgebeeld wordt, is Bosch’ visie op de mensheid hier overwegend pessimistisch: de mensheid bestaat voornamelijk uit zondaars die zich nauwelijks bewust zijn van Gods oordeel.

 

In Bosch’ latere uitbeeldingen van het Laatste Oordeel blijkt dit pessimisme gemilderd te zijn. In de Brugse Laatste Oordeel-triptiek, hier beschouwd als een authentiek Bosch-werk, toont Bosch op het linkerluik de weg naar de hemel, maar op het middenpaneel overwegen nog steeds de zondigheid en het kwaad en de rechter Christus bevindt zich bovenaan, ver van het gewoel beneden hem. Een ander Laatste Oordeel-drieluik, slechts bewaard in een kopie (eertijds Verzameling-Maeterlinck, Gent) en enkele fragmenten, is met dit werk verwant: ook hier op het linkerluik de weg naar de hemel, op het rechterluik de hel en op het middenpaneel de zondige mensheid.

 

Op een gravure met het Laatste Oordeel van Allaert du Hameel naar een ontwerp van Bosch, wordt voor het eerst de strijd om de menselijke ziel tussen de goede en de slechte krachten van deze wereld geïllustreerd. Hetzelfde gebeurt op een Laatste Oordeel-paneel (Londen, particulier bezit) dat waarschijnlijk een kopie is van een verloren origineel. Volgens Harbison leidt dit alles naar een verloren triptiek, slechts bewaard via een Laatste Oordeel-prent uitgegeven door Hiëronymus Cock, die de eindfase van Bosch’ eschatologische visie weergeeft. De prent beeldt namelijk een triptiek af, met links de hemel, rechts de hel, en in het midden een Laatste Oordeel zonder goddelijke rechter. Bosch sluit hier blijkbaar aan bij zijn humanistische tijdgenoten en legt meer nadruk op de keuze die de mens heeft tussen goed en kwaad, dan op het zondige karakter van de mensheid. Op die manier toont Bosch invloed van de humanistische idealen van de hogere kringen in de Nederlanden (waartoe zijn opdrachtgevers behoorden) en kan hij gezien worden als een voorloper van de reformatie.

 

Het moge duidelijk zijn dat de evolutie die Harbison wenst te zien in Bosch’ behandeling van het Laatste Oordeel-thema, gebaseerd is op zwakke argumenten: de authenticiteit en de datering van de Bosch-werken die hij bespreekt, zijn zeer problematisch, zodat het gevaarlijk is hier conclusies uit te trekken. Het werk waarin Harbison de culminatie van Bosch’ visie wenst te zien, is zelfs enkel bewaard in een prent uit het midden van de zestiende eeuw. Bosch’ verwantschap met de humanisten komt bovendien in een eigenaardig daglicht te staan wanneer Harbison het in de volgende paragraaf over Erasmus heeft …

 

 In het verleden werd de Nederlandse humanist Erasmus wel eens in verband gebracht met het werk van Bosch. Bosch wilde zijn kijkerspubliek echter betoveren met een fantasierijke uitbeelding van helse pijnen en straffen, terwijl Erasmus juist afkerig was van alle fanatisme en angstige opwinding. Hij wilde de dood benaderen op een kalme manier. In zijn vroegste werken, zoals De Lof der Zotheid, uitte hij zich afwijzend over gedetailleerde beschrijvingen van de hel en eschatologische sensatiezucht. Belangrijker voor hem was het rustig mediteren over de uiteindelijke opstanding van de mensheid.

 

De apocalyptische beeldentaal van Bosch had veel invloed op kunstenaars uit de latere zestiende eeuw. De manier waarop hij het opstijgen van de zielen naar de hemel uitbeeldt op één van de vier panelen die zich nu in Venetië bevinden, is hier een goed voorbeeld van. Heel wat navolgers van Bosch maakten pastiches naar het werk van de meester, wat resulteerde in Boschiaanse composities zonder veel samenhang. De schilder van het Münchense Laatste Oordeel-fragment was waarschijnlijk iemand die de beschikking had over Bosch’ originele ateliertekeningen. Schilders als Jan Mandijn en Pieter Huys springen creatiever om met Bosch’ demonische beeldenarsenaal, maar worden blijkbaar toch meer aangetrokken tot de lichtere, bizarre kant van Bosch (meer bepaald: zijn duiveltjes en helse motieven) dan tot het diepere aspect van zijn wereldvisie. De enige ware erfgenaam van Bosch in de zestiende eeuw was natuurlijk Pieter Bruegel: hij kwam tot een original restatement van het oeuvre van de meester.

 

[explicit]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

searchclosebarssort-desc linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram